Nommerkransje
(ca. 1880-1890)–J.F.L. Müller– Auteursrechtvrijeen geschenk voor kinderen die gaarne willen leeren tellen
[pagina 2]
| |
Aan de jeugd.Hier ontvangt ge 't Nommerkransje,
Als belooning voor uw vlijt,
Nu gij aan het letters leeren
Reeds uw krachten hebt gewijd.
Maar ge moet iets meer nog kennen
Als ge eens in de Maatschappij
Als een nuttig mensch wilt werken,
Van verkeerd vooroordeel vrij.
Leest daarom dit boekje, dat u
Nommers en getallen leert,
Dat u vaardig maakt in 't tellen,
En uw wetenschap vermeert.
Dan mag men met recht verwachten,
Dat gij eens in uwen stand
Nuttig voor uw kring zult worden,
Nuttig ook voor 't Vaderland!
| |
[pagina 3]
| |
Ga naar margenoot+ Een.Ga naar margenoot+
de bedelaar.
'k Bid om een aalmoes, jonge heer!
Eén centje maar, ik vraag niet meer.
dirk.
Ik heb hier juist twee halfjes, man,
Op heden kan ik niet meer geven;
Maar geven andren ook zoo veel,
Dan krijgt ge toch 't bescheiden deel,
Om heden van te kunnen leven.
| |
Ga naar margenoot+ Een en een is twee.Ga naar margenoot+
keetje.
Hoe veel vogels ziet ge daar,
Die zoo blij hun liedje zingen.
En zoo vroolijk in dien boom
Op de dunne takjes springen?
marie.
Zou ik dat niet weten, Kee?
Eén en één is immers twee;
Twee noemt men ook wel een paar,
En nu is mijn som al klaar.
| |
[pagina t.o. 3]
| |
[pagina 4]
| |
Ga naar margenoot+ Twee en een is drie.Ga naar margenoot+
hendrik.
Papa kwam eindlijk van de jacht,
Drie hazen heeft hij thuis gebracht.
suze.
Wel zoo, dat moet ik eens gaan zien,
Ge hebt niet goed geteld misschien.
hendrik.
Ga dan maar met mij mee en zie
Daar liggen ze immers alle drie!
Een kreeg een kogel in zijn nek,
De tweede bloedt nog uit zijn bek;
Den derden trof geen beter lot,
Hij kreeg in 't rechteroog een schot.
| |
Ga naar margenoot+ Drie en een is vier.Ga naar margenoot+
klaartje.
Laat ons eens beproeven, Jan,
Wie het hoogste gooien kan.
'k Heb vier nieuwe dobbelsteenen.
'k Zal de helft er u van leenen,
Dan heeft ieder twee, niet waar?
Jan.
Juist, begin het spel dan maar,
klaartje.
Ik gooi drie en een, dat 's vier.
jan.
En ik even veel, kijk hier.
| |
[pagina t.o. 4]
| |
[pagina 5]
| |
Ga naar margenoot+ Vier en een is vijf.Ga naar margenoot+Vijf dieren ziet gij hier op 't land;
Een paard staat aan den waterkant:
Een koe ligt neer, een ander staat,
Waarbij zij nu wat eten gaat;
Een schaapje loopt er blatend rond,
Bewaakt door Snel, den herdershond.
| |
Ga naar margenoot+ Vijf en een is zes.Ga naar margenoot+
karel.
Wat zegt ge van dit zestal kippen, Piet?
pieter.
Dit vijftal meent ge, want de zesde zie ik niet.
Twee zitten er op stok,
Twee loopen er door 't hok,
Een pikt er van het graan,
Waar komt de zesde nu van daan?
karel.
Dat is die groote kip, dien ge in den hoek ziet staan.
pieter.
Noemt ge dat ook een kip? ik noem hem liever haan.
| |
[pagina t.o. 5]
| |
Lith v. Emrik & Binger.
| |
[pagina 6]
| |
Ga naar margenoot+ Zes en een is zeven.Ga naar margenoot+
cornelis.
Zusje, tel de noten even,
Die ik daar heb neergeschreven.
betje.
Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven.
cornelis.
Goed, maar 'k wou nog van u weten
Hoe die zeven noten heeten.
betje.
O dat weet ik: de eerste drie
Noemt men immers do, re, mi,
En de vierde noemt men fa;
Daarop volgen sol en la,
En de laatste heet men si.
| |
Ga naar margenoot+ Zeven en een is acht.Ga naar margenoot+
een heer.
Weet gij het woonhuis ook van d'advocaat A. Koek?
mina.
Ja wel, Mijnheer, het is het achtste van den hoek.
In 't eerste huisje woont baas Klim, de metselaar;
In 't tweede een bakker; in het derde een molenaar;
In 't vierde een slachter, in 't vijfde een timmerman.
In 't zesde een rijk bankier, dien 't u niet noemen kan.
Het daarop volgend huis, het zevende in de rij
Staat leeg - en de advocaat woont aan de rechterzij.
| |
[pagina t.o. 6]
| |
[pagina 7]
| |
Ga naar margenoot+ Acht en een is negen.Ga naar margenoot+Negen knapen, zoo ge ziet,
Vreezen voor de koude niet.
Dries, de vlugste van de baan,
Rijdt voorop, gevolgd door Daan.
Kees en Willem zijn gepaard;
Jan rijdt netjes en bedaard;
Klaas rijdt stijf, maar Hein en Tijs
Maken kunstjes op het ijs,
Dirk valt door een barst ter neer,
En doet hoofd en handen zeer:
In de verte ziet ge Piet,
Hij verstaat de kunst nog niet.
| |
Ga naar margenoot+ Negen en een is tien.Ga naar margenoot+Dat vijf en vijf, of tweemaal vijf is tien,
Kan ik wel aan mijn vingers zien.
Ik heb mijn vingers maar te tellen;
Ook wijzen 't mij mijn voeten aan.
Tel ik de menschen, die daar gaan,
Dan mag ik vrij vooronderstellen,
Dat zij en ik tien oogen hebben met elkaar,
Zij met hun vieren acht, mijn twee zijn ook een paar.
| |
[pagina t.o. 7]
| |
[pagina 8]
| |
[pagina 9]
| |
[pagina 10]
| |
Ga naar margenoot+ Tien en een is elf.Ga naar margenoot+
de vader.
Hoe veel personen zitten nu aan tafel, Kris?
kris.
Wel, tien Papa, als ik mij niet vergis.
de vader.
'k Geloof nu, beste vriend, dat gij nog niet kunt tellen;
Mama, oom Piet, zes zusjes, gij, ik zelf,
Dat maakt met broertje Jan, dien gij hier hadt vergeten
En daar op moeders schoot zoo smakelijk zit te eten,
Geen tien, maar één er bij, en dat is immers elf.
| |
Ga naar margenoot+ Elf en een is twaalf.Ga naar margenoot+
hendrik.
'k Heb een steenen huis gebouwd,
Dat ik netjes saam mocht stellen,
En zoo gij nu goed onthoudt
Zal ik u eens leeren tellen.
'k Nam vier steenen, daarna twee,
Toen heb ik er vijf genomen,
Toen nog één. Zeg mij nu eens
Welk getal ik heb bekomen?
jansje.
Dat is zeer gemaklijk, Hein,
Twaalf, het kan niet anders zijn.
| |
[pagina t.o. 10]
| |
[pagina 11]
| |
Ga naar margenoot+ Tien en drie is dertien.Ga naar margenoot+'k Ben in 't rekenen bekwaam;
Zegt Adolf, die kleine guit,
Tien en drie maakt dertien uit;
Tien en vier maakt veertien saam.
Driemaal vijf is vijftien boeken
Zie ik daar in een der hoeken.
Zestien flesschen op een rij
Zie ik daar aan de andre zij.
Tien en zeven lekkre wafels
Liggen ginds op een der tafels;
Zal men tot de bakster zeggen,
Dat ze er twee nog bij moet leggen,
Dan krijgt gij er tien, en ik
Ben met negen in mijn schik.
| |
Ga naar margenoot+ Tien en tien of tweemaal tien is twintig.Ga naar margenoot+Van de zes en twintig letters,
Die er zijn in 't alphabet,
Heb 'k de twintig medeklinkers
In twee rijen neergezet.
Zoo gij die vlug op kunt noemen
En ook op uw leitje zet,
Krijgt ge een handvol mooie bloemen,
En zal ik de vordring roemen
Van mijn kleine Lisabet.
| |
[pagina t.o. 11]
| |
[pagina 12]
| |
Ga naar margenoot+ Drie maal tien is dertig.Ga naar margenoot+
marie.
Hier is thee in overvloed,
Maar mij dunkt de koopman moet
Zich vergissen in de soort,
Die in elke bus behoort.
mama.
Neen Marie, dat is zoo niet.
Van de dertig die gij ziet,
Kent hij d' inhoud, qualiteit,
Zelfs grijpt hij in duisternis
Nooit naar 't juiste busje mis.
| |
Ga naar margenoot+ Vier maal tien is veertig.Ga naar margenoot+'t Spijt me waarlijk, beste Jan,
Dat een knaap van uwe jaren
Niet tot veertig tellen kan.
Kom, ik zal 't u eens verklaren:
Hier ziet gij tien stoelen staan.
Wil die nu eens gadeslaan
En ook op de pooten letten
Waarop men een stoel moet zetten.
Twintig hier en twintig daar
Maken veertig met elkaar.
| |
[pagina t.o. 12]
| |
[pagina 13]
| |
Ga naar margenoot+ Vijf maal tien is vijftig.Ga naar margenoot+
jan.
Onze Koning is weer jarig,
Daarom schittert deze ster
Met een groote W in 't midden,
Door haar glanzen reeds van ver.
marie.
'k Zou er toch vermaak in stellen,
Al die lichtjes eens te tellen.
jan.
Wel, dat is gemakkelijk, meid.
Tel dan eerst de glaasjes maar,
Dan de stralen van de ster,
En aanstonds zijt gij dan klaar.
marie.
Zoo vind ik er vijfmaal tien,
Vijftig als ik goed mocht zien.
| |
Ga naar margenoot+ Zes maal tien is zestig.Ga naar margenoot+
louise.
Tante Bet, wat ben ik blij!
'k Heb een mooi present gekregen,
Waar 'k op zien kan, welk een uur
Van den dag men heeft verkregen.
tante.
Wel hoe telt ge dan, mijn kind?
louise.
'k Tel de streepjes, die men daar
Tusschen de uren vindt geteekend,
En dan is het ras berekend,
Aanstonds ben 'k dan daarmee klaar;
Want, daar streep minuut beduidt;
En elk vakje er vijf besluit,
Zijn er in één uur begrepen
Twaalf maal vijf of zestig strepen.
| |
[pagina t.o. 13]
| |
[pagina 14]
| |
Ga naar margenoot+ Zeven maal tien is zeventig.Ga naar margenoot+
bernard.
Ben ik niet een fiksche hinker?
Ja, 'k versta dat kunstje goed,
'k Hinkte nu eens op den linker
Dan weer op den rechter voet.
Zeven rijen van tien steenen
Vindt ge net gemetseld hier,
'k Hinkel ze af in een kwartier,
En ik mis er nimmer éénen.
frits.
Jammer dat je Bernard hiet,
Want je bent een heele Piet.
| |
Ga naar margenoot+ Acht maal tien is tachtig.Ga naar margenoot+Jan, een beste, vlugge jongen,
Bijna zestig maanden oud,
Werd door zijne brave ouders
Aan een meester brave ouders
Aan een meester toevertrouwd.
Zie hem zitten, hoe aandachtig
Luistert hij naar 't onderricht,
En, hoe jong ook, toch volbrengt hij
Reeds volijverig zijn plicht.
Van de tachtig kindren, die men
In de school aanwezig ziet,
Zit de kleine Jan wel 't laagste,
Mar is toch de domste niet.
Ja, ik durf er wel om wedden,
Dat, eer 't volgend jaar zich sluit,
Jan reeds in de eerste rij zit,
Juist tien plaatsen meer vooruit.
| |
[pagina t.o. 14]
| |
[pagina 15]
| |
Ga naar margenoot+ Negen maal tien is negentig.Ga naar margenoot+
mina.
Hebt ge al de dopjes wel
Van ons kien of lottospel?
Is er nu niet een gevallen?
karel.
Neen, me zus, ze zijn er allen;
Zie het zelf maar op het bord,
Niet een enkle komt te kort.
mina.
Weet je mij nu uit te leggen,
Hoe dit ras berekend wordt?
karel.
Wie zou dat niet kunnen zeggen?
Al die dopjes naast elkaar,
Negen breed en tien omhoog
Geven tienmaal negen stuks,
En zoo is mijn reekning klaar.
| |
Ga naar margenoot+ Tien maal tien is honderd.Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+ Tien maal honderd is duizend.Ga naar margenoot+
hendrik.
Hè, Papa, had ik dat geld,
Dat gij daar hebt afgeteld!
O, hoe rijk zou ik dan wezen,
Armoe had 'k dan nooit te vreezen.
de vader.
Hendrik, ge oordeelt naar den schijn;
Duizend gulden uit te geven,
Enkel tot behoud van 't leven,
Kan slechts voor een maand zes, zeven,
Voor een mensch toereikend zijn; -
Leer dus om bij alle zaken
Eerst berekening te maken;
Dan misleidt ge u zelven niet,
En bespaart u veel verdriet.
| |
[pagina t.o. 15]
| |
Lith v. Emrik & Binger.
|
|