Brahman. Deel 2(1920)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 320] [p. 320] [Zijn wil rijst reusachtig van de altaartreden] Zijn wil rijst reusachtig van de altaartreden: ‘Hen, die uw macht en uw bevel verbanden Uit 't torenhuis, en gehoorzaam mijn handen Sleurden naar ondergrondsche doodensteden, Hen, die door 't stilstaand zwart bulderend deden Hun lang rollende stormgolvingen branden, Dat, te pletter bonzend tegen de wanden, Ze als vlokkende echo's naar de diepte gleden, Hen wijdden, stil sijp'lend door oude spleten, De droppels van uw feest tot plots'ling weten: Uw storm van sterren heeft hun storm bedaard; De poorten sprongen voor hun deemoed open, En onderworpen kwamen zij geslopen Naar 't hun verboden heil ge in bedevaart. Vorige Volgende