Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 251] [p. 251] [En 'k wilde, ik werd muziek, wanneer ik zie] En 'k wilde, ik werd muziek, wanneer ik zie De eeuwig onuitspreeklijke wond'ren aan: 'K wilde, mijn stem werd branding, werd orkaan, Die mij verklankten tot één symphonie, Tot Lied van de Aard', die door menschengenie Sauriers ment langs ver dav'rende baan, En vleugeldraak in will'ge aëroplaan Herhaalt door nachtlijk cijf'rende magie: Want zie 'k duizeling rijden op metalen Donder, dan voel 'k zalig mijn ziel verstalen Tot dithyrambisch gillende kolos, En als ik gonzend wit door blauw zie zeilen, Is 't, of tot ziel mijn lichaam ging verijlen, Tot menschengeest vergodlijkte albatros. Vorige Volgende