Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 119] [p. 119] [Als liefde van een aard'ling aan dorst randen] Als liefde van een aard'ling aan dorst randen De lichtgestalte van een hemeling, Je weet, dat zij tot nevelbeeld verging, Tot hoon rondom heet hunkerende handen: Zoo dacht je dat, toen - lucht'ge zweveling Je om mij de rust verliet van effen landen, Ik jou applaudisseerend op liet branden, Verijlend zelf tot vlucht'ge neveling. Voor 't diepste leven van wie me onverdeeld Liefheeft, verdamp ik niet tot wolkenbeeld, Al blijf 'k voor 't zuiver weten ver idool: Hij ziet me als 't centrum, dat zijn wereld denkt, Als wet, als as, waarom de werv'ling zwenkt. De rust ben 'k, die jij zocht. Ik ben de Pool. Vorige Volgende