Ik was wel bang, maar ik had de here Jezus als verlosser aangenomen, dus...
En toen begon mijn expeditie. We gingen naar het dorp Kaita en daarna naar Maturai en daar aangekomen zei de zendeling: ‘Hier ergens moet het zijn.’ We volgden nog een voetpad, kwamen bij de Alalapikreek en nog verder aan de kreek kwamen we nog een dorp tegen met maar vier mensen. Deze mensen wezen ons de weg en... we vonden ze.
De zendeling besloot om er te blijven en een vliegveld aan te leggen, maar er was geen water dichtbij; dus we konden geen dorp stichten. We groeven wel een gat, een soort put, maar dat was zinloos. We vertrokken en namen de mensen mee en ook anderen die we op weg tegenkwamen. En zo kwamen we aan in het dorp Alalaparu. Hier was er wel een kreek en de zendeling kon er een vliegveld laten aanleggen. De mensen van Alalaparu vertelden dat de blanke man een zendeling was en wij legden alles daarover uit. Ik kon toen nog niet zo goed Trio praten.
De zendeling vroeg waar er nog meer mensen woonden. Vroeger leefden we immers verspreid van elkaar, want we waren wild en sommige stammen zelfs vechtlustig.
Vanuit Alalaparu heb ik samen met andere stamgenoten enkele expedities gemaakt om de mensen naar Alalaparu te laten komen om naar het woord te luisteren. Ik heb ze gevonden de mensen naar wie we gingen, oude en jonge mensen die met ons meekwamen zoals: Sifi, Tjakipan, Asapa, Sepi en Kinini.
Toen andere mensen hoorden van Alalaparu zijn ze zelf gekomen om zich er te vestigen, zoals Tahrape, Pesaichpe, Sapipi. Dat vond ik goed. Ik was trots dat ik kon meehelpen mensen te winnen voor het geloof, voor Alalaparu.
Toen kwam Arapate (nu kapitein van het dorp Wanapan). Hij maakte een kostgrond voor iedereen. Zo hebben we zelf een heleboel geplant: cassave, suikerriet en lekkere napi. Toen het vliegveld klaar was, kwam het eerste vliegtuig. Het verongelukte. Een heleboel mensen zijn het bos in gerend. Ze waren bang. Ze hadden nog nooit een vliegtuig gezien en juist dat eerste vliegtuig verongelukte. Ik ben ze toen weer gaan zoeken en heb ze gerustgesteld. Het is geen kwaad, of een of andere vloek; het is een ongeluk. Ze kwamen terug en ook anderen die over Alalaparu hoorden.
Verteller: Jafoma (in: Sikare, juli 2010)