Het leven was zwaar
Lang, lang geleden trokken de indianen door het woeste land van Suriname en ze aten wat er eetbaar was in het bos. Sommige volken kregen behoefte aan meer rust en gingen een kampje bouwen op een geschikte plek, waar ze kostgrondjes begonnen aan te leggen.
Maar als er op hun plek niet voldoende meer te eten was en de grond was uitgeput, trokken ze verder. Ze zochten dan een nieuwe plek om een kampje te maken. De contacten tussen de verschillende volken waren vaak moeilijk: ze hadden verschillende talen en vaak hadden ze ruzie met elkaar en ze vochten ook. En de zwakkeren moesten plaats maken voor de sterkeren, zodat er sterke volken zijn overgebleven.
Die mensen hadden ook al gereedschap dat ze zelf maakten van steen en hout, materialen uit de natuur. Pas later konden ze via bosnegers die ze ontmoetten wel eens metaal ruilen. Er zijn in het verleden veel mensen geweest; veel meer dan nu. Er zijn veel overblijfselen van slijpgroeven overgebleven. Daar slepen de mannen hun pijlen.