Van Alexandros tot Zenobia. Thema's uit de klassieke geschiedenis in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1998)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermdDe Sabijnse Maagdenspeelden een belangrijke rol in het conflict tussen het opkomende Rome onder »Romulus en de naburige Sabijnen. De inwoners van Rome kampten met een vrouwentekort en bleven daardoor verstoken van nageslacht. De nabuurstammen blokkeerden evenwel huwelijken van hun vrouwen met de Romeinen evenals met de vele andere mannen die uit de omgeving tot de stad waren toegelaten. Romulus organiseerde een groot feest ter ere van Neptunus en nodigde daarvoor de Sabijnen en andere nabuurstammen uit, die met hun vrouwen en dochters massaal kwamen opdagen. Op een bepaald teken stortten de Romeinen zich tijdens het feest, dat op de plaats van het latere Circus Maximus zou hebben plaatsgevonden, op de jonge vrouwen. De mannen van de naburige stammen trokken zich verbitterd terug, maar de geroofde vrouwen konden het, naar Livius verzekert, al snel goed vinden met hun ontvoerders, uitstekende minnaars en echtgenoten als dezen bleken te zijn. Enige tijd later kwam het tot felle gevechten tussen de Romeinen en de Sabijnen, die er dankzij het verraad van »Tarpeia in waren geslaagd het Capitool te bezetten. Toen de finale confrontatie tussen de twee stammen zich aftekende, wierpen de destijds ontvoerde Sabijnse vrouwen zich onder aanvoering | |
[pagina 188]
| |
van Romulus' echtgenote Hersilia met hun Romeins-Sabijnse kinderen tussen de strijdende partijen. De strijders werden door deze interventie zozeer geroerd dat het tot vrede kwam en zelfs tot een gezamenlijke regering van Romulus en de Sabijnse vorst Titus Tatius over de twee volkeren.
Een en ander wordt op sobere wijze verhaald door Livius en omstandiger door Ploutarchos in zijn Romulus-biografie. Dio Cassius schildert op dramatische wijze hoe de vrouwen, jammerend, de kleren opengereten, zich in de strijd mengen. De roof was volgens Livius gevolg geweest van het feest, volgens Ploutarchos noodzaak; het gebruik dat een Romein zijn bruid over de drempel van zijn huis moest dragen, zou een reminiscentie van de schaking zijn. Ook Appianos zegt dat de Sabijnse mannen er door de smekende vrouwen van werden overtuigd dat de Romeinse mannen destijds niet uit begeerte, maar uit noodzaak tot de ontvoering waren overgegaan. Augustinus laat zich in zijn De civitate Dei de kans niet ontgaan om de spot te drijven met de Romeinse betrachting van het ‘ius et bonum’. Het verhaal van de roof van de Sabijnse vrouwen, beroemd element in de stichtingslegende van Rome, is opgenomen in het fries van de Basilica Aemilia (»Romulus & Remus). In de nieuwe tijd is de ontvoering een vaak terugkerend motief. Op cassoni zou het tafereel kunnen worden verstaan als verwijzing naar liefdesdrang dan wel naar de herkomst van het voorgeslacht. De ontvoering leent zich ook voor het vooral in de 16e eeuw populaire motief van de raptus (schaking), zoals men dat ook terugvindt in afbeeldingen van bijvoorbeeld Hades en Persephone. Naar verluidt zou het beeld van Giambologna 1582, dat een ereplaats kreeg in de Loggia dei Lanzi te Florence, vooral zijn bedoeld als een kunstige ‘figura serpentinata’, en pas achteraf de benaming ‘Sabijnse maagdenroof’ hebben gekregen. Het beeld bleef populair en komt onder meer voor op het doek ‘Atelier van een beeldhouwer’ van Van den Bossche ca. 1700. Tot de raptus-traditie behoorde ook een verloren gegaan wassen beeld van Adriaen de Vries, door Jan Muller ca. 1594 in drie gravures vastgelegd. De Italiaanse schilderkunst kent vele tientallen panelen en doeken met de maagdenroof, van Genga ca. 1500-03, Sodoma ca. 1511 en Pietro da Cortona ca. 1629 tot Giordano (tweemaal ca. 1680-90), Ricci 1700-01 en Tiepolo ca. 1722. In de fresco-reeks van de Cavaliere d'Arpino 1595-99 in het Palazzo dei Conservatori te Rome maakt de gebeurtenis deel uit van een reeks scènes uit de vroegste geschiedenis van de stad, zoals ook in die van de gebroeders Carracci 1596 in het Palazzo Magnani te Bologna en van Cambiaso ca. 1565 in de Villa Imperiale te Terralba. In de Lage Landen zijn er werken van onder meer Rubens ca. 1635 (een schets ca. 1617-18 voor een beoogde pendant van een naar zijn ontwerp geschilderde interventie door de vrouwen, bleef onuitgevoerd) en Willem van Mieris 1698, in Frankrijk Poussin tweemaal ca. 1635 en 1637-38 en Doyen ca. 1759, in Duitsland Rottenhammer begin 17e eeuw en Schönfeld (driemaal 1640, 1670). Thornhill schilderde de ontvoering in 1706 in de ‘Sabine Room’ in Chatsworth in Engeland. Ook voor tuinbeelden bleek het motief geliefd, getuige een groep van Jan Xavery begin 18e eeuw voor de ‘Oude Hof’ in Den Haag en van Räntz en Schnegg in Schloss Fantaisie 1750-52 bij Bayreuth (op de sokkel zijn daden van Herakles uitgebeeld). Verhoudingsgewijs spaarzaam afgebeeld is het tafereel van de tussenbeide komende en vredestichtende Sabijnse vrouwen. Na afbeeldingen op cassoni en op doeken van onder meer Guercino 1645 (voor La Vrillière, zie »Romulus & Remus) en Vincent 1781 vindt deze traditie een hoogtepunt en afsluiting in het werk van David 1799. Enlèvement 1979; Germer/Kahle 1986. | |
[pagina 189]
| |
Jan Muller, Roof van een Sabijnse maagd, ca. 1594, gravures, ca. 42 × 28 cm. Museum voor Schone Kunsten, Boedapest. De gravures behoren tot een reeks van drie aanzichten van een verloren gegaan wassen beeld door Adriaen de Vries.
|
|