Damon & Pythias
(of Phintias), twee filosofen uit de school van Pythagoras, meenden dat hun vriendschap onder alle soorten van beproeving stand zou houden. De tiran Dionysios ii van Syrakuse (367-357) beschuldigde, om hun vriendschap op de proef te stellen, Damon valselijk van een aanslag op zijn leven en veroordeelde hem ter dood. De filosoof kreeg verlof om voorafgaande aan de executie orde op zaken te stellen en daartoe af te reizen. Zijn vriend Pythias bood aan de plaats van Damon in te nemen, mocht deze niet tijdig terugkeren. Damon kwam tot veler verbazing binnen de gestelde termijn terug, opdat niet zijn vriend maar hijzelf de executie zou ondergaan. Dionysios was zo ontroerd door deze blijken van vriendschap, dat hij niet alleen de twee filosofen in vrijheid stelde maar ook haakte naar hun vriendschap en in hun kring wilde worden opgenomen - hetgeen zij echter weigerden.
Dit verhaal van een bewust op de proef gestelde vriendschap kennen we dankzij een citaat uit het verloren gegane werk van de filosoof Aristoxenos van Tarente (einde 4e eeuw v.C.) in het Leven van Pythagoras van Iamblichos (4e eeuw n.C.). Cicero, die in zijn Tusculum-gesprekken de episode situeert ten tijde van Dionysios i (406-367), plaatst in het laatste gesprek de afwijzing van Dionysios als vriend in het kader van een betoog dat voor een tiran geen werkelijk geluk is weggelegd. Hyginus smukt de geschiedenis op met allerlei gezochte avonturen die Damon bijna te laat in Syracuse doen terugkeren, en geeft