tuurlijke wijze is overleden. Onder zijn wonderdaden worden genezingen van ongeneeslijk geachte zieken genoemd en zelfs de opwekking uit de dood.
Vooral de laatste kwaliteiten dringen een vergelijking met Christus op, welke we in de late oudheid dan ook vaak tegenkomen; soms wordt hij boven Christus gesteld. Philostratos schreef zijn werk rond 217 n.C. en baseerde zich op, verloren gegane, geschriften van leerlingen; de biografie heeft de vorm van een roman met reisverhalen. Apollonios zelf is auteur van een vita van Pythagoras; voorts zijn er enkele brieven en fragmenten van andere traktaten overgeleverd. In de tijd van de Christenvervolgingen onder Diocletianus 302-305 is er dankzij een lovend geschrift nieuwe belangstelling voor Apollonios. De polemiek van christelijke zijde blijft op dat en andere geschriften uit die jaren gericht. De Latijnse vertaling van Philostratos uit de 4e en 5e eeuw geven Augustinus en Hiëronymus aanleiding tot ernstige waarschuwingen tegen deze concurrent.
Apollonios heeft vooral naam als magiër en vervaardiger van talismans tegen ziekten en kwaad. Uit talrijke volkse geschriften kennen we vermeldingen van zulke kwaadwerende symbolen in het oosten van de Romeinse wereld. In Ecbatana zou hij sneeuw hebben afgeweerd, in Ktesiphon schorpioenen. In genoemde hoedanigheid leeft de figuur in de Arabische en Perzische wereld voort.
Reeds in 1501-04 verschijnt een editie van Philostratos' biografie bij Manutius, gevolgd door vertalingen in het Italiaans en Frans. Steeds wordt aan Eusebius en andere kerkvaders gerefereerd vanwege hun terechte afwijzing van Apollonios, maar tegelijketijd neemt men, met name in magische en hermetistische literatuur, elementen uit zijn gedachtenwereld over. Het verhaal over een zekere Lamia, een vampier die de mooie jongen Mennipos zou hebben bespookt en door een bezwering van Apollonios werd getemd, is dankzij het gedicht Lamia van Keats 1819 bekend gebleven. In de 19e en 20e eeuw geldt Apollonios als een belangrijk symbool van de klassieke oudheid omdat hij zich tegen het christendom te weer stelde en zo als een van de laatste voorvechters de antieke waarden vertegenwoordigt. Aldus treedt hij naar voren in drie gedichten van Kavafis 1896, 1897 (over de mysterieuze dood) en 1925 (over de verwerping van weelde) en bij Mulisch in verscheidene werken.
Dzielska 1986.