Antiochos I Soter (324-261) & Stratonike.
Ploutarchos vertelt in zijn Demetrios-biografie hoe Antiochos verliefd wordt op zijn stiefmoeder Stratonike, die door haar vader Demetrios als jong meisje was uitgehuwelijkt aan Seleukos, koning van Syrië. De jongen tracht zijn onmogelijke liefde verborgen te houden en kwijnt in treurnis weg. De hofarts Erisistratos vermoedt liefdesverdriet. Hij observeert hoe de jongeman op deze en gene welgevormde bezoeker of bezoekster reageert en neemt alleen bij het binnentreden van Stratonike de onmiskenbare symptomen van verliefdheid waar, afleesbaar aan veranderingen in hartslag, gelaatsuitdrukking, stem en lichaamstemperatuur.
De arts beraadt zich over de vraag hoe dit aan de koning mee te delen. Hij vertelt de koning dat Antiochos ziek is vanwege een onweerstaanbare passie voor zijn, Erisistratos' vrouw. De koning houdt hem voor dat hij als goede huisvriend zijn vrouw dient af te staan, zoals hijzelf Stratonike zou afstaan aan zijn zoon als daarmee diens leven zou kunnen worden gered. Als de arts dan vervolgens de ware toedracht meldt, kan Seleukos als liefhebbende vader moeilijk anders dan Stratonike aan zijn zoon afstaan. Bovendien geeft hij hem een deel van het koninkrijk. Het voorval zou zich in 293 hebben afgespeeld. Uit het hierna gesloten huwelijk werden twee zonen geboren.
Het verhaal is behalve bij Ploutarchos ook te vinden bij Appianos en in een eeuwenlang aan Loukianos toegeschreven tekst, bekend onder de Latijnse titel De dea Syria. Valerius Maximus brengt het als een exemplum van vaderliefde. De geschiedenis maakt in de literatuur opgang nadat Petrarca haar heeft ingevoegd in een variant van zijn Trionfo d'Amore-gedicht, en is onderwerp van een novelle van Bruni 1438, van een stuk van Camoëns ca. 1543 en van een novelle van Bandello, die de tweestrijd van de zoon uitvoerig beschrijft en een parafrase geeft van de list van Erisistratos. Zijn suggestie dat het afstaan van Stratonike ook het meisje wel zal zijn bevallen, wordt gevolgd door Painter in zijn Palace of Pleasure 1566. Internationaal succes is weggelegd voor een roman van Assarino 1635, die ook in het Frans werd vertaald.
Brosse geeft in zijn toneelstuk 1645 aan het verhaal een wending, die wordt gevolgd door Moreto y Cabana 1654 en Th. Corneille 1681: het meisje, nog slechts de verloofde van de koning, is zelf verliefd op de koningszoon, maar herinnert hem aan zijn verplichtingen tegenover zijn vader. Ook in het stuk van Quinault 1660 is deze wending te vinden, maar wordt de dramatische zelfopoffering van de vader daarenboven afgezwakt door deze zelf verliefd te doen zijn op een andere vrow. Op een libretto van Minato zijn er opera's van onder meer Cavalli 1658 en Legrenzi 1681, op een libretto van Zeno en Pariati opera's van onder meer Hasse 1721. Tenslotte is er een opera van Méhul/Hoffmann 1792.
In de beeldende kunst is het verhaal te vinden op 15e-eeuwse cassoni uit de kring of school van Gozzoli en van de ‘Stratonikemeester’. Pietro da Cortona neemt in de Sala di Venere in het Palazzo Pitti te Florence