Van Achilleus tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1995)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermdKephalos & Prokris,naar de meeste auteurs berichten beiden telg uit het koninklijk geslacht van Athene; een echtpaar. Kephalos was de zoon van de Phokische koning Deion en Diomede of van Hermes en Herse (»Kekrops); Prokris was een dochter van Erechtheus. Eos, de godin van de dageraad, wordt verliefd op Kephalos en voert hem naar haar verblijf, maar Kephalos blijft smachten naar zijn vrouw en keert na enige tijd naar haar terug. Voordien echter heeft Eos bij hem twijfel gezaaid omtrent de huwelijkstrouw van Prokris. Hij neemt de proef op de som, vermomt zich, overlaadt Prokris met geschenken en weet haar aldus te verleiden tot ‘overspel’. Als Kephalos zijn vermomming aflegt, vlucht Prokris in haar schaamte en woede van hem weg. Later komt het tot een verzoening tussen de twee, maar daarna is het Prokris die een jaloers wantrouwen koestert jegens Kephalos. Ze volgt en bespiedt hem tijdens een van zijn langdurige jachtpartijen. Kephalos hoort geritsel in de struiken, werpt zijn speer naar het vermeende wild en treft Prokris dodelijk. Door de rechters van de Areiopagos werd hij uit Athene verbannen.
In de beeldende kunst van de oudheid is vrijwel alleen de ontvoering van Kephalos door Eos aan te treffen, bijvoorbeeld op een metope in Selinous ca. 500 v.C. De huwelijksperikelen worden beschreven door onder meer Ovidius en Hyginus. Het verhaal, dat in de late middeleeuwen is te vinden in de Ovide moralisé en in Boccaccio's De genealogiis deorum gentilium, wordt in de Italiaanse renaissance populair dankzij Cefalo 1487 van Niccolò da Correggio, een van de eerste toneelstukken met een mythologisch thema. Deze auteur voegt eigen elementen in: een satyr zet Prokris tot jaloerse achterdocht aan en rouwt over de gevolgen; in een gelukkige ontknoping wekt Artemis Prokris tot leven. Op deze wijze legt hij er de moraal in dat echtelieden zich moeten hoeden voor een overmaat aan jaloezie en achterdocht. Deze moraal staat veelal ook voorop in latere toneelstukken, bijvoorbeeld Calderón 1660 en J.E. Schlegel 1749, en in muziektheaterwerken van o.m. Keiser/Bressand 1694, Grétry/Marmontel 1773 en F. Benda/Ramler 1805. Het verhaal is ook onderwerp van de eerste opera van Russische bodem, van Araja/Sumarokov 1755. Kephalos' ontvoering door Eos is onder- | |
[pagina 172]
| |
werp van een toneelstuk van Chiabrera 1600 en van een werk dat gezien wordt als voorloper van het genre opera, Il rapimento di Cefalo van Caccini/Chiabrera 1600. Wieland heeft een van zijn Komische Erzählungen 1764 aan Kephalos gewijd. De door Niccolò geïntroduceerde satyr komt voor in enkele schilderingen in de renaissance: Piero di Cosimo ca. 1500-10 en een cyclus van Luini 1520-21 in de Casa Rabia te Milaan (nu in Washington). Latere afbeeldingen van de dood van Prokris zijn er onder meer van de hand van Paolo Veronese tweemaal tussen 1560 en 1580, Wtewael ca. 1597, Guercino 1644, Verschoor 1657 en W. van Mieris 1682 (beide Centraal Museum Utrecht) en Angelica Kauffmann 1779. Een 17e-eeuws Antwerps wandtapijt in het stadhuis van Nijmegen gaat terug op een ontwerp van Romanelli. Agostino Carracci 1596-1600 (fresco Palazzo Farnese te Rome), Poussin tweemaal 1625-30, Rubens ca. 1636-38, Solimena 1728, Boucher viermaal tussen 1733 en 1764, P.-N. Guérin 1810 en Flaxman (beeldengroep ca. 1790) beelden de ontvoering door Eos/Aurora uit. Lavin 1954. |
|