Dagelijks leeven van een wel-gesteld Christen, uit-gebeeld in verscheide zang-versen
(ca. 1720)–David Montanus– AuteursrechtvrijToon: ô mijn Ziel wilt hem &c.1.
Zoet gezelschap die hier 't zamen
Zijt gekomen om de tijd,
Die zoo vlugtig heene glijd,
Tot grootmaking van Gods namen
Te besteden; en tot deugd
Op te wekken; dat verheugd.
2.
Het geloof maakt ons tot leden;
| |
[pagina 69]
| |
Leden van 't gezegend hooft,
Dat zijn zalving heeft belooft,
Om die gaven te besteden,
Tot den opbouw van 't gemeen
Door den Geest zoo zijnze Een.
3.
Laat ons dan malkandr'en stigten,
Yder zijn talent aanleid,
Inde liefd' en nedrigheid,
Om te sterken, t'onderrigten
Breng zoo 't oud' en nieuwe voort,
Uit uw schat van 't hart, en 't woord.
4.
Kom laat ons Gods lof uitgalmen
Die volmaakt is, Eeuwig leeft,
Wiens wy zijn, en alles geeft,
Prijs, en roem zijn naam met Psalmen
Want zijn groote goedigheid,
Duurt tot in der eeuwigheid.
5.
Zing en juig dat het geschater
Klink, al was 't de Waerelt door,
Dat veel doven daar door 't oor
Oopen raken, van 't geklater,
Om met ons zijn goedigheid
Te vermelden voor altijd.
6.
Loof hem die nooit werd volprezen,
Loof hem die zijn Zoone zond,
Ons opneemt in het Verbond,
Schuld vergeeft, en heeft genezen,
Maakt tot zijnen dienst bereid,
Loof hem tot in eeuwigheid.
7.
Laat de dwaze Waereld-lingen,
| |
[pagina 70]
| |
Met ons blijdschap nu voortaan
Spotten 't geen zy niet verstaan
Als wy Gods Lofzang zingen,
Daar haar vreugde, en getier,
Is als doornen in het vier.
8.
Want haar blijdschap is kortwijlig
't Lagchen is gepaart met smert,
Na-berouw, doorpriemt het hert,
Eenzaam zijn zy nimmer veilig,
Dood en oordeel is voor haar,
Vreeslijk? is die staat niet naar!
9.
Onze blijdschap is bestendig:
Onze vreugd veroorzaakt vreugd,
Nagedagten maakt verheugt;
En wy vinden vreed' inwendig;
Vreezen niets, en na de dood,
Zoete staat, de vreugd vergroot.
10.
Zoet gezelschap zijt gedagtig,
Dat gy tot Gods eere leeft,
Die uw zien een voorbeeld geeft,
Bid hem want wy zijn onmagtig,
Dat hy door zijn geest ons sterk,
Yverig steets in 't goede werk.
11.
Aan de Priester Rok daar hingen,
Granaat-app'len op een ry,
Held're klokskens tusschen bey,
Wat beduiden ons die dingen,
Dat als men 't geluid bespeur,
Ook den wandel geef zijn geur.
12.
Heere geef ons daar toe kragten,
| |
[pagina 71]
| |
Dat uw lof steeds werd verbreid,
Wand'len in gehoorzaamheid,
Van u wy die kragt verwagten,
Is ons werk hier afgedaan,
Laat ons in u vreugde gaan.
|
|