Onze strijd
(1875)–V.A. dela Montagne– Auteursrechtvrij
[pagina 41]
| |
Bij den zegepraal onzer Vlaamsche kunstenaars te Sydenham.Mijn Vlaandren, ligt ge in doodslaap neêrgezonken,
een slaap, waaruit geen stem u wekken zal,
heeft uwe schitterster, uw luister uitgeblonken,
verstierven in uw volk de laatste levensvonken,
en schouwen wij, ô Vlaandren, uwen val?
Zal, als de dichterGa naar voetnoot(*) zingt, uw lot den stroom gelijken,
die, smalle waterstreep, 't gebergte ontschiet,
doch later golft en bruischt, ten spijt van wal en dijken,
vernielt, vergruist wat voor zijn woede niet wil wijken, -
en sterven gaat als slijkerige vliet?
| |
[pagina 42]
| |
Verplet u 't wicht van 't machtige verleden,
steegt gij ten hoogsten trap, en daalt gij thans,
verbergt ge in 't duister u, laat gij u laf vertreden,
wijl ge geen voeding vindt in 't zwak en twijflend heden,
geen voeding voor uw eeuwenouden glans?
Verhef dan 't hoofd! nog hebt gij kloeke zonen,
die, zij 't niet met het zwaard, dan toch met pen en woord,
met beitel en penceel, de waereld zullen toonen,
dat Gij, die wanklen deed Europa's sterkte tronen,
nog groot zijt, als der kunsten toevluchtsoord!
|
|