terugkomende, voorloopig had neergezet, ‘in afwachting van gunstiger omstandigheden’, bleef hij tot zijn dood wonen. Hij werd er een zeer geacht burger wegens zijn warm hart voor de stad, ‘het verblijf mijner voorouders van moeders zijde’; van verschillende letterkundige kringen was hij werkend lid; reeds in Oct. 1793 werd hij ‘ridder’ van het in 1789 opgerichte haarlemsch dichtlievend genootschap Democriet (ontbonden in 1869), waar deftige Haarlemmers zich onder schuilnamen verlustigden in het maken en voor dragen van dicht op rhetorijkers manier. Van de aloude rhetorijkerkamer. ‘Trou moet blijcken’ was hij
25 jaar factor, van 1817 af. Van 1815-19 had hij he t ambt van schoolopziener in het 2e, district van Noord-Holland. Na een langdurige ongesteldheid overleed v.d. W., die ongetrouwd bleef, in Haarlem, 17 Jan. 1841. Hij legateerde aan de stadsbibliotheek van Haarlem zijn rijke boekerij, volgens een daarvan voorhanden zijnde lijst, welker 2871 nos. grootendeels het 2e supple ment (384 blz.) (1864) van den catalogus dezer bibliotheek uitmaken.
V.d.W. schreef 5 tooneelstukjes: Selico (1794); Claudine (1798); Recommandatiebrieven (1800); Willem en Klaartje of de Voorbeeldige pastoor, zedelijk tooneelstukje met zang (1806); De oude verliefde dichter alleen, met zang (1814, op ver zoek van den tooneelspeler Majofski geschreven en hem ter wille pas in 1836 na diens dood uit gegeven); voorts: Reize door Frankrijk in gemeen zame brieven met platen (1805); Parijs in den aanvang der 19e eeuw (3 dl., 1806-07; 2e dr. 1814); Verhandeling over de redenen van het klein getal historieschilders in Nederland (1808, een be antwoording van een prijsvraag van Teyler's gen., met zilver bekroond); Aanteekeningen op een reize van Parijs naar Napels, door het Tirolsche en vandaar door Zwitserland en langs den Rijn terug, met platen (4 dl., 1811-13); Het Lied van de klok naar Schiller (1814, 2e dr. 1829); Ge schiedenis der Vaderlandsche Schilderkunst seder de helft der 18e eeuw (4 dln., 1816-40, met por tretten); Aanteekeningen op een togtje door een gedeelte van Engeland in het jaar 1823 (1824): Aanteekeningen op een togtje door een gedeelte van Duitschland in het jaar 1828 (1829).
Zijn portret is gegraveerd door J.E. Marcus en Ph. Velijn, en gelithografeerd door P.I.O.
Zie: Algemeene Konst- en Letterbode (1841) I, 51, 387-393; Democriet-Tafelliedjes (Haar lem 1822); Navorscher (1904), 267.
R. Zuidema