[Weringa, Thaddeaus]
WERINGA (Thaddeaus), geb. 12 Nov. 1601 te Groningen en aldaar overl. 5 Nov. 1670. In 1620 trad hij in de Societeit van Jesus. In 1634 werd hij als missionaris naar zijn geboorteplaats gezonden. Vermogende vrienden en bloedverwanten, van welke laatsten één zelfs burgemeester was, hadden voor hem verlof weten te verkrijgen aldaar te verblijven. Maar nog hetzelfde jaar werd dat verlof ingetrokken, zoodat zijn oversten beter oordeelden dat hij in de Ommelanden aan den arbeid ging. Het noord-oostelijke gedeelte der provincie werd zijn arbeidsveld, met Holwinde als uitgangspunt. Hij was een wetenschappelijk hoogstaand man; door de heldere wijze waarop hij de godsdienstige strijdpunten wist uiteen te zetten bracht hij velen tot het katholiek geloof. In 1639 werd hij weer naar Groningen teruggeroepen. Het jaar 1652 was zeer zwaar voor hem. Van de vier Jezuïeten in Groningen waren er drie ziek; hij alleen had dus de zorg voor de twee statics en de geheele oostelijke en westelijke Ommelanden. Om beter verborgen te blijven droegen de paters bijnamen die alleen bij de Katholieken bekend waren: hij heette Tamme Wilkens.
Zie: Sommervogel i.v.; Arch. aartsbisd. Utr. III, 83.
Kleijntjens