[Wennekers, Paulus Antonius]
WENNEKERS (Paulus Antonius), geb. te Amsterdam 11 Aug. 1789, missionaris-apostolicus in Suriname, overl. te Paramaribo 14 April 1823, zoon van Paulus W., ged. te Gennep (Lb.) 1 Aug. 1745, chirurgijn-vroedmeester te Amsterdam, en van Maria Haselkamp. Hij was aanvankelijk kapelaan in zijn geboorteplaats, bood zich echter, evenals zijn medekapelaan en stadgenoot Ludovicus van der Horst, in 1817, gevolg gevend aan een schrijven van den aartspriester Jacobus Cramer, voor de missie aan. Zij vertrokken den 13den Oct. van Amsterdam en zetten, na een voorspoedige reis van slechts 35 dagen, den 21sten Nov. 1817 te Paramaribo voet aan wal. P.A. Wennekers was gezonden in hoedanigheid van pastoor en prefect en kreeg de meest uitgebreide volmachten, niettegenstaande Suriname deel bleef uitmaken van de hollandsche missie en nog niet tot een op zich zelf staande apostolische prefectuur verheven was. Als prefect werd hij echter ook door Rome getituleerd. Wennekers begon zijn missiewerk in Suriname met een poging, om Katholieken, die het meest invloed hadden tot betere denkwijzen en gevoelens te brengen. Niet minder was hij bedacht, om in de inlandsche bevolking der negers en kleurlingen de kiem neer te leggen eener geloovige gemeente voor de toekomst. Den 4den Maart 1822 gaf hij den eersten neger-engelschen catechismus uit voor de kolonie Suriname. Ook was een zijner eerste zorgen een school te openen voor katholieke kinderen, die hij zelve met hulp van zijn kapelaan onderwees, aangezien hij geen onderwijzer uit Nederland kon krijgen. Na het kerstfeest van 1822 of in het begin van Januari 1823 vertrok hij naar Opper-Nickerie, thans Coronie of wel eenvoudig de Kust geheeten. Daar verbleef hij drie maanden en nam zijn intrek op de plantage Novar, toebehoorende aan een protestantsch Engelschman, Mackensie genaamd. Daar doopte hij 70 personen. Zelfs zou hij een reis naar Curaçao hebben ondernomen, als de geneesheeren
hem niet reeds in 1822, wegens zijn slechte gezondheid, alle vermoeiende werkzaamheden verboden hadden. Toen het paaschfeest voorbij was, wilde de haast stervende missionaris nog de gelegenheid benutten, om zich naar Neder-Nickerie te begeven. Den 31sten Maart (Paasch-Maandag) schreef hij aan boord van den schoener Coronie nog een codicil op zijn in Nederland