[Wencom, Jordanus van]
WENCOM (Jordanus van) of van Weyncum, geb. te Amersfoort 31 Mei 1598, overl. aldaar 3 Aug. 1636. Uit een aanzienlijke familie gesproten, kostte het hem niet weinig moeite om in de Sociëteit van Jesus te kunnen treden; vooral zijn protestantsche moeder verzette zich hiertegen met alle macht. Toch deed hij in 1616 zijn intrede. In zijn geboortestad teruggekeerd, had hij het geluk zijn moeder op te nemen in de katholieke kerk. Niet zonder moeite ontving hij verlof van het burgerlijk en geestelijk bestuur zich hier blijvend te vestigen, waar hij in de Vijverstrat een kerkje bediende. Met P. Alardi, die te Harderwijk gevestigd was, bezocht hij geregeld Nijkerk en begaf zich dikwijls naar het Hoogland, in de buurtschap ‘de Hoeve’, waar hij godsdienstoefeningen hield. De beproevingen bleven echter ook niet uit; in het rechtsgeding tegen den pastoor, die medeplichtig zou geweest zijn aan de overgave der Schenkenschans aan den vijand, werd ook hij betrokken. Samen werden zij in de Gijselkamer te 's Gravenhage gevangen gezet. Ofschoon onschuldig werd hij uit de stad verbannen. Desondanks hervatte hij aanstonds zijn bezigheden, nu nog vermeerderd tengevolge der pest, die in 1636 Amersfoort teisterde. In dit heldhaftig dienstwerk liet hij zijn leven en werd in de kerk van den H. Georgius begraven. Aan zijn ijver dankt de stad de bloeiende statie die de Societeit er honderddertig jaar bediende.
Zie: Arch. aartsb. Utr. I, 441; XIV, 35 v., 424-435.
Kleijntjens