[Weede van Dijkveld, jhr. Everard van]
WEEDE VAN DIJKVELD (jhr. Everard van), geb. te Amsterdam 15 Mei 1834, overl. te Utrecht 15 Apr. 1893, was de zoon van Mr. Jacob Jan van Weede en Hester Catharina Willink. Zijn vader overleed in 1836 en hij ging met zijn moeder wonen op de buitenplaats Meer en Bosch onder Heemstede. Op 7 Mei 1853 werd hij als student in de rechten te Utrecht ingeschreven, maar hij voleindigde zijn studiën niet, toen hij 2 Apr. 1857 huwde en aan de Bilt ging wonen. In 1862 keerde hij naar Utrecht terug. Hij werd lid van vele christelijke vereenigingen en heeft daarvoor zeer veel arbeid verricht. In het bijzonder voor de Heldring's gestichten.
In 1878 was hij de eerste, die zich in een manifest verklaarde tegen het door Dr. A. Kuyper op touw gezette monsterpetitionnement tegen de schoolwet van Kappeyne (dl. III, kol. 670); zooals zijn levensbeschrijver zegt, heeft hij veel eerder dan velen van zijn vrienden den adder vermoed, die stak onder het gras dat welig groeide op den akker der ijveraars voor een school met den bijbel.
In 1885 werd hij tot lid van den Gemeenteraad van Utrecht gekozen en 14 Mei 1889 ook tot lid der Provinciale staten van Utrecht, het laatste als candidaat der liberalen. Hij bleef beide tot zijn overlijden.
Hij huwde 2 Apr. 1857 Adelaïde Marie Pauline Frédérique Schuyt, geb. 29 Sept. 1833, bij wie hij 2 zonen, van wie een jong stierf en 4 dochters, van wie 3 jong stierven, had.
Zie: Utrechtsch Jaarboekje (1894), 259, door A.W. Bronsveld, met portret.
Ramaer