trad hij in vollen dienst. In de jaren 1700 en 1701 weerde hij zich geducht in de zaak betreffende de ontvluchte notarisdochter Sophia Alberts (dl. III, kol. 17-20), zond verschillende rekesten aan de Staten-Generaal en stelde een groot deel dezer kwestie in het kerckenboek van Helmondt te boek. Door de komst der Franschen in Dec. 1701 was hij genoodzaakt de vlucht te nemen en werd zijn woning geheel geplunderd. Eerst in Aug. 1703 was hij te Helmond terug. Tijdens een predikatie op den bededag van 1727 werd hij door een verlamming in de tong getroffen en 15 Sept. d.a.v. werd hij op zijn verzoek, wegens ouderdom en zwakte, ontslagen onder het toestaan van een adjunct.
Hij huwde in Juni 1694 te Maastricht met Susanna Catharina Heldewier (geb. te Maastricht, overl. 25 Maart 1709 te Helmond) en hertrouwde 22 November 1714 te Helmond met Anna Hendrina van Son, (weduwe van Mr. Philip Johan du Rieu, in leven ontvanger der convooien en licenten te Helmond).
Uit het eerste huwelijk werden o.m. geboren: Rachel, ged. 24 April 1695, overl. 16 Juni 1740 alh. gehuwd met Ds. Johan Theodoor van der Loo, pred. te Oerle en hertrouwd met Hendrik Donker; Eva Catharina, ged. 5 April 1697 te Helmond, overl. 7 Maart 1742 ald., ondertr. te Helmond en getrouwd te Deurne 8 Febr. 1723 met den koopman Cornelis Ingeham; Johannes François, geb. 30 Juli 1705 te Helmond, overl. ald. 1769, vestigde zich 1736 als procureur en notaris in zijn geboortestad, was in 1740 gehuwd met Susanna Kuijpers (geb. te Mierlo en overl. 1765 te Helmond).
Zie: J. Heeren, Biogr. Wdb. van Helmond, 234-236; Bossche Bijdragen, IX, 267 e.v.
Heeren