[Verwey, Bernardus]
VERWEY (Bernardus), geb. te Noordlaren 24 Maart 1772, overl. te 's Gravenhage 21 Juni 1835, zoon van Ds. Wibrandus V., werd in 1788 als theol. student ingeschreven te Franeker, waar hij bij een publiek examen van de alumni der hoogeschool bijzonder uitmuntte en onder voorzitting van den hoogleeraar Verschuir een Dissertatio de origine et causis insanae idolatriae amoris et studii, maxime in gente Israëlitica verdedigde. Op 27 Juni 1794 werd hij bevestigd als predikant te Marssum (Fr.) en, verroepen naar Bolsward, deed hij zijn afscheidsrede 15 Mei 1803. Hij was daar werkzaam tot 1806 en vervolgens te Zutfen (1806-08) en te 's Gravenhage (1808-21), waar hij emeritaat kreeg. Hij trad in het huwelijk met Hermanna Elisabeth Agnes Huber, waarvan de eerste proclamatie geschiedde 1 Jan. 1796. Wellicht werd hij door dit huwelijk eigenaar van een buitenplaats op de Galamadammen bij Koudum. Te Bolsward hield hij op 26 Oct. 1803, bij een prijsuitdeeling onder leerlingen der nederd. school in de Groote Kerk, een toespraak over de genoegens, welke de ouderen smaken uit de vordering hunner kinderen in de beschaving hunner redelijke vermogens. In datzelfde jaar verscheen van hem (te Workum bij zijn broeder Isaak V., die volgt): De Godvruchtige Avondmaalsganger, naar het Duitsch van J.L. Ewald. In 1810 zag hij zijn verhandeling Over de voortreffelijkheid en het nuttig gebruik van het Gebed des Heeren, met de zilveren penning door het Genootschap ter verdediging v.d. christel. godsdienst bekroond, en tweemaal ontving hij het gouden eeremetaal van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, eerst in 1802 op zijn betoog Dat de Godsdienst geen beletsel is voor geoorloofd vermaak, met aanwijzing van de middelen, om voor te komen,
dat dit vermaak zondig word, en de andere in hetzelfde jaar op zijn schoolboek Een kort begrip der Bijbelsche geschiedenis, terwijl hij reeds vroeger van deze Maatschappij den zilveren prijs behaald had op zijn verhandeling Over de beste wijze, hoe men minkundigen ten klaarste en gemakkelijkste den Schepper kan leeren kennen in Zijne volmaaktheden uit Zijne werken. Behalve deze bekroonde stukken verschenen van hem: Vaderlandsliefde, Godsvrucht, eerbied voor den Koning, in het dank- en biduur den 29 Maart 1815 uitgesproken ('s Gravenh. 1815); Derde eeuwgetijde der Hervorming of bijdrage tot deszelfs viering in October en November ('s Gravenh. 1817); Leerredenen over de geschiedenis van Elias, 2 dln. (Rott. 1818); Christelijke droefheid en troost, herinneringen bij den dood van geliefde panden (Amst. 1821); De weg door dit leven; Overdenkingen tot regte beoordeeling en Christel. gebruik van het leven op aarde (Amst. 1823); Christelijk feestboekje voor Protestanten (Rott. 1824); Evangelisch Avondmaalsboekje voor Protestantsche Christenen, 2e dr. (Rott. 1825); Uren voor de eeuwigheid geleefd; Tafereelen uit het hoogere leven van een Christen (Haarl. 1824); De avond des levens, herinneringen bij het uitzigt in de eeuwigheid, met portret van den schrijver (Amst. 1825); God zij met u! Een christelijk handboekje voor christel. jongelieden en meisjes in beschaafde standen, 2e dr. (Amst. 1830); Synodale leerrede den 9 Julij 1826