[Verschoor, Herman Elize]
VERSCHOOR (Herman Elize), geb. te Sleewijk, gemeente de Werken, 10 Juli 1791, overl. aldaar 2 Aug. 1877, was de zoon van Johannes Hermanus Verschoor en Christina Walradina Petronella Tegelberg.
Hij werd in 1812 burgemeester der gemeente de Werken en Sleewijk. Bovendien werd hij schoolopziener en secretaris der commissie van schooltoezicht in Noord-Brabant.
In het kiesdistrict Woudrichem werd hij 1 Juni 1831 door de eigenerfden tot lid der Provinciale staten van Noord-Brabant gekozen. Na de invoering der provinciale wet werd hij 3 Sept. 1850 in het kiesdistrict Heusden herkozen. Bij zijn aftreding tegen Juli 1853 verzocht hij niet meer in aanmerking te komen voor herkiezing en werd hij 24 Mei te voren vervangen. Op 25 Dec. 1856 verkreeg hij als burgemeester van de Werken en Sleewijk op verzoek eervol ontslag en werd opgevolgd door zijn zoon. Hij werd 7 Oct. 1846 dijkgraaf van het Oudland van Altena. In 1876 verkreeg hij op verzoek als zoodanig eervol ontslag.
Het verbaasde velen, dat de Staten van Noord-Brabant hem 11 Oct. 1864 op zijn leeftijd waardig keurden tot een zoo belangrijk ambt als lid der Eerste Kamer gekozen te worden. Wellicht werd geen ander Protestant geschikt geacht en het was toen ter tijd gewoonte, dat Noord-Brabant een lid van die religie in dat lichaam koos. Hij heeft in de Eerste Kamer weinig gepresteerd; hij stemde steeds liberaal, hetgeen sedert 1870 aldaar hevig werd afgekeurd. Toen hij tegen Sept. 1877 periodiek aftrad, verzocht hij niet in aanmerking te komen en werd hij 10 Juli te voren vervangen. Nog voordat zijn tijd om was, overleed hij.
Hij huwde 17 Oct. 1821 Alida Margaretha Hendrika Boxman, overl. 21 Aug. 1822 en 19 Juli 1826 Maria Barendina van Maaren, geb. 4 Mrt. 1807, overl. in Dec. 1883; bij de laatste had hij 3 zonen, van wie een jong stierf en 4 dochters.
Hij schreef: Over het riet en Over de biezen in Berigten en med. Utr. Gen. v. landb. (1849), 19, 26 en in Vriend v.d. landman (1850), 556, 566.
Ramaer