plechtig bezit te nemen van den Christoffelkathedraal aldaar. Den 22sten Juli moest hij de stad Roermond verlaten, om haar nooit weer te zien. Bij zijn vertrek liet hij den kanunnik Marcellus Syben als zijn vicaris-generaal achter, om die zaken, welke hij niet van uit den vreemde kon bestieren, te regelen. Tot nog toe had van Velde door de tijdsomstandigheden niet de bisschoppelijke wijding kunnen ontvangen. Het was op zijn vlucht te Dusseldorp, dat hij den 17den Aug. 1794 in de St. Andreaskerk aldaar door den kardinaal Lodewijk Joseph van Montmorency-Laval, prins-bisschop van Metz en groot-aalmoezenier van Frankrijk, tot bisschop werd gewijd. Hij begaf zich vervolgens naar dat gedeelte van zijn bisdom, hetwelk tot Pruisen behoorde, maar zag zich genoodzaakt den 22sten Sept. 1794 over den Rijn te vluchten. Den 30sten Oct. d.a.v. moest hij voorgoed zijn bisdom verlaten en vestigde zich met toestemming van aartshertog Maximiliaan, keurvorst van Keulen en prinsbisschop van Munster, in het Dominicanerklooster te Munster. Toen echter de Franschen Westfalen bedreigden, vertrok hij den 3den Febr. 1795 naar Erfurt in Thuringen. In September van dat jaar, nadat de vrede tusschen Pruisen en de fransche republiek was gesloten, mocht hij wederom naar Munster terugkeeren, en bestuurde van daar uit zijn bisdom. Na een tweejarig verblijf aldaar, begaf hij zich, om dichter bij zijn bisdom te zijn, den 3den Sept. 1797 naar Emmerik. Toen het oude bisdom Roermond den 5den Nov. 1801 werd opgeheven, legde van Velde 24 Nov. d.a.v. zijn ambt als bisschop neder, voor zoover dat bisdom aan het fransche bewind onderworpen was, doch ging als administrator apostolicus voort zijn afgeschaft diocees te besturen, totdat de nieuwe bisdommen opgericht en geregeld waren en de nieuw benoemde bisschoppen van Luik en Aken, onder wier rechtsmacht de parochiën van het voormalige bisdom zouden gesteld worden, hun ambt aanvaard hadden. Hij vestigde zich thans te Grave, een stad, nagenoeg in het
midden van zijn nog overgebleven bisdom gelegen. Hij vestigde zich aldaar den 14den Oct. 1802. Den 8sten Nov. 1803 richtte hij van uit Grave een schrijven aan den prefect van Nedermaas, waarin hij verzocht om van de lijst van emigranten geschrapt te worden. Keizer Napoleon had het plan gevormd het bisdom 's Hertogenbosch te herstellen en verzocht van Velde daaraan mede te werken, wat echter door dezen geweigerd werd, aangezien hij de meening was toegedaan, dat dit alleen in overeenstemming met den H. Stoel kon geschieden. Hij werd 4 Febr. 1811 door den Keizer naar Parijs geroepen en op straffe des doods werd hem verboden naar Grave terug te keeren. Van Velde vestigde zich den 23sten Dec. 1811 bij zijn broeder Emmanuël te Brussel. Den 14den Aug. 1814 benoemde koning Willem I hem tot raadsheer in den geheimen raad der Nederlanden. Wegens zijn wankele gezondheid benoemde hij in 1818, met goedkeuring van den H. Stoel zijn secretaris F.A. Consgen tot administrator apostolicus van het bisdom. De bisschop overleed te Brussel op 22 Jan. 1824 en werd 27 Jan. d.a.v. voor het hoogaltaar in de St. Elisabethskerk te Grave ter aarde besteld, waar zijn grafsteen nog aanwezig is.
Een afbeelding van zijn portret, naar een lithographie van F. Giele te Leuven, bevindt zich in de Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg XXXIII (1896-97), tegenover blz. 311. Zijn portret werd in prent gebracht o.a. door J.B.A.M. Jobard en J. Hoedt.