van Holland, tot Oldenbarnevelt en niet minder tot de kronen van Engeland en Frankrijk, een man die hier te lande ontzien werd en door zijn groot vermogen invloed bezat’.
Van der Veken en zijn handelsvrienden in Duitschland, Italië en elders staken een groot kapitaal in de onderneming en de eerste stelde zich bovendien borg voor eventueel in leen te krijgen geschut en ammunitie. Eindelijk was de vloot, bestaande uit vier groote schepen en een jacht, gereed: den 27sten Juni 1598 verliet zij het Goereesche gat en stevende zeewaarts.
Zooals bekend, was de tocht een volslagen mislukking en kwam slechts één schip terug ‘met een verlooren reyse’, zonder zelfs Indië bereikt te hebben, maar van der Veken wist den slag te boven te komen en was in staat de door hem gemaakte schulden te betalen.
Naast deze gewaagde tochten naar Oost- en West-Indië dreef van der Veken een levendigen handel eensdeels op het Noorden en anderdeels op Portugal, Spanje en Italië. Het protocol van notaris Jacob Symons te Rotterdam wemelt van door hem gesloten vrachtbrieven en handelscontracten. Zijn schepen brachten hout en tarwe en vlas van Koningsbergen naar Bordeaux en naar Vianna in Portugal en, toen de duurte der granen in Italië den nederlandschen kooplieden een nieuwe bron van inkomsten ontsloot, was van der Veken een der eersten, die op ruime schaal talrijke schepen volgeladen met graan naar Genua en Venetië uitrustte.
In 1600 drijft hij in compagnieschap met zijn zwager Carolo Hellemans te Venetië een levendigen handel op St. Thomé en de kust van Brazilië en vertegenwoordigen hun schepen, van die streken huiswaarts keerende, soms een waarde van 3000 à 4000 dukaten elk. In den herfst van 1607 vindt men in den tijd van nog geen maand vier schepen met tarwe en rogge geladen: De Valk, 't Vliegende Hart, Den Orangieboom en Holland's Scheythuyn, door hem naar Italië gestuurd.
Maar daarnaast vergat van der Veken niet, dat zijn vader een goed deel van zijn fortuin verdiend had met den haringhandel; ook hij nam hierin ijverig deel, getuige de vele haringplaatsen in Rotterdam die op zijn naam vermeld staan, en vermeerderde daarmede zijn vermogen in niet geringe mate.
In 1612 kocht hij de heerlijkheden Kapelle en Nieuwerkerk en op het terrein van het oude slot Kapelle liet hij een nieuwe prachtige huizinge optrekken, met dubbele grachten, rondom met muren voorzien en met vier achtkante torens op de hoeken. Ook in de stad zelf liet van der Veken een voorname woning bouwen, waar hij geregeld de uitoefening van den katholieken godsdienst liet plaats vinden. In tegenstelling met zijn broeder Hendrik bleef hij het geloof zijner vaderen getrouw, doch twee van zijn dochters huwde hij uit aan het streng gereformeerde geslacht van Aerssen.
Een door van der Veken in 1609 in de Frankenstraat gebouwd hofje is als stichting tot 1754 blijven bestaan; het hofje zelf is pas in de 19de eeuw afgebroken.
Als geldschieter heeft van der Veken groote diensten bewezen aan ons land en het is grootendeels aan hem te danken dat de aan Engeland in pand gegeven steden zoo spoedig konden worden teruggenomen. Ook met Oldenbarnevelt, die meermalen van zijn diensten gebruik maakte, stond van der Veken in nauwe relatie.
Zijn devies was: ‘Stabilis fortuna merenti’.