Leeuwarden 19 Febr. van dat jaar voor het eerst vergaderden, gekozen. Op 24 Mei kozen zijn medeleden hem voor 14 dagen tot hun voorzitter. Op 24 Juni werd hij gekozen tot een der leden van de toen ingestelde commissie waarnemende de zaken van het college, m.a.w. van het dagelijksch bestuur der provincie.
Kort daarna werd hij benoemd tot commissaris der convooien en licenten voor Friesland, Groningen en Drente. Verder is hij niet meer in eenig openbaar ambt opgetreden. In 1807 verkreeg hij op zijn verzoek ontslag als commissaris en ging hij wonen op Groot Lambsma onder Minnertsga.
Hij huwde 25 April 1779 Jacomina Rosette Geertruida van Rossum, geb. 13 Nov. 1759, overl. in ballingschap 1 Nov. 1793, en 30 Mrt. 1799 Henderika Lambsma, geb. 7 Oct. 1765, overl. 10 Mrt. 1823. Bij de eerste had hij 3 zonen en 2 dochters, bij de tweede een zoon.
Ramaer