keerig alle achting en liefde toedroeg. (Zie: Jac. Triglandius, Laudatio funebris Guilielmi III regis, Mei 1702). Gelijk Fénélon den Telemaque voor zijn kweekeling, den hertog van Bourgondië opstelde, zoo schreef Trigland voor zijn vorstelijken leerling zijn Idea sive imago Principis Christiani ex Davidis Psalmo centesimo prima expressa et adunbrata á Cornelio Triglando St. Theol. Doct. Ecclesiae Hagiensis Pastore et celsissimi Principis Guilielmi Ephoro (Hagae Comit. 1661). Tegenover den titel vindt men het portret van den Prins door A.v. Zijlvelt gegraveerd naar de schilderij van A. Raguenaar en eenige latijnsche dichtregels van Huygens er onder.
Na de opdracht aan den Prins en een voorbericht volgen gedichten van Const. Huygens, Franciscus Plante en Theodorus Trigland (broeder van Cornelis), Psalm CI, votum regis, en eindelijk, naar aanleiding van den psalm, de Idea.
Dit zeer geprezen werk getuigt van des opstellers groote toegenegenheid en liefde voor den Prins, een liefde, die nog zijn hart vervulde, toen hij een treffend schrijven (door middel van een zijner zoons) tot den Prins richtte, toen deze tot de waardigheden van zijn voorouders was verheven. Trigland was toen al lijdende en moest het bed houden. Eenige weken daarna overleed hij. De genoemde brief is door Schotel meegedeeld in de Godgeleerde Bijdragen van 1865.
Trigland is tweemaal gehuwd geweest. 1e te 's Gravenhage 11 April 1640 met Anna Hallingh en daarna te 's Gravenhage 12 Jan. 1644 met Beatrix Snels, die hij als weduwe naliet (dochter van Mr. Cornelis S. en jkvr. Geertr. v. Sypesteyn). Uit het eerste huwelijk: Ananias, ged. Kloosterkerk 's Gravenhage 5 Febr. 1641, in 1658 student te Leiden. Uit het tweede huwelijk: Jacobus (ged. a.v. 23 Oct. 1644), Geertruida (a.v. 8 April 1646, gehuwd met Daniël v. Alphen, burgemeester van Leiden), en Hendrik Amelis (a.v. 28 Juni 1652).
Zijn portret is gegraveerd door J. Suyderhoef naar J. Mijtens.
Regt