den in de hoogeschool te Franeker tegenover Tinga, aan het licht komende bij zijn vertrek naar Groningen en besluit: ‘men heeft Tinga zeer onheusch, ja grof bejegend.’
Zijn portret is gegraveerd door C.C. Fuchs.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 437 v.; T.A. Romein, Naamlijst der predikanten.... van Friesland (Leeuw. 1886), 337, 413, 511, 574; Kerkelijk Handboek (1909), Bijl., 151; (1911), Bijl., 145, 157, 184; (1914), 162 v., 177; W.B.S. Boeles, Frieslands hoogeschool en het Rijksathenaeum te Franeker II (Leeuw. 1879), 706-711; W.J.A. Jonckbloet, Gedenkboek der hoogeschool te Groningen (Gron. 1864), Bijl., 112 (zie zijn handteekening vóór de Bijl., bl. 13); Alphabetische Naamlijst van boeken enz. (1790-1831), 601 v., 628; (1833-1849), 671; Bibliotheca theologica et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans, 1900), 799 (no. 899 v.); Kobus en de Rivecourt, Biogr. handwoordenboek III (Zutph. 1870), 51: Handelingen v.d. Maatsch. der Ned. Letterkunde (1829), 8; J.I. van Doorninck, Bibliotheek v. Ned. anonymen en pseudonymen ('s Gravenh.Utr. [1870]), 160 (no. 1575); dezelfde, Vermomde en naamlooze schrijvers II (Leid. 1885), 205 v.; L. Knappert, Gesch. der Ned. Herv. Kerk II (Amst. 1912), 237, 315; J. Reitsma, Gesch. v.d. Hervorming en de Herv. Kerk, vierde druk (Utr. 1933), 454, 456, 491.
Knipscheer