gaven, vindt men in de opgegeven literatuur.
Zijn portret door een onbekend schilder is in de universiteit te Leiden; een schilderij van 1692 door C. de Moor was op een verkooping te Amsterdam 26 Jan. 1869; een miniatuur, door A. van Halen voor zijn Panpoeticon Batavum geschilderd, is in het Rijksmuseum te Amsterdam. Prenten vervaardigden A. Zijlvelt naar A. Houbraken, P.v. Gunst naar C. de Moor, L. Springer, R. Vinkeles, e.a.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 431-437; Kerkelijk Handboek (1907), Bijl., 112; (1908), Bijl., 119, 129, 141; Herzog's Realencyklopädie für protest. theol., XIX (1907), 775-777 (door S.D. van Veen); G.D.J. Schotel, Kerkelijk Dordrecht II (Utr. 1845), 15-60; J. Reitsma, Gesch. v.d. Hervorming en de Herv. Kerk in de Ned. vierde dr. (Utr. 1933), 407; L. Knappert, Gesch. der Ned. Herv. Kerk I (Amst. 1911), 158, 270; II (Amst. 1912), 10; Veeris en de Paauw, Vernieuwt kerkelijk alphabet (Enkh. 1750), 205; R. Arrenberg, Naamregister van nederduitsche boeken tot 1787, 508 v.; Noordbeek en Mourik, Naamrol der godgel. schrijvers, vierde druk (Amst. [1752]), 549 en register; Bibliotheca theologica et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans, 1900), 639, 799 (no. 897 v.); Kobus en de Rivecourt, Biogr. handwoordenboek III (Zutph. 1870), 46 v.; C. Sepp, Het godgel. onderwijs in Ned..... II (Leid. 1874), 7, 99-101, 127, 210, 221, 254, 269 v., 300, 307, 358, 404, 406 v.; J. Kok, Vaderlandsch woordenboek XXVIII (Amst. 1792), 237-246 (met portret).
Knipscheer