ten hier te lande. Hij maakte ook kennis met da Costa, die, overtuigd van de rechtzinnigheid van dezen episcopaalschen predikant, niet nalaten kon er Bilderdijk in een brief over te schrijven. Toen nu da Costa in 1823 zijn Bezwaren tegen den geest der eeuw gepubliceerd had en zich daarmee veler haat op den hals haalde, bleef Thelwall hem zijn vriendschap betoonen. Ook met Bilderdijk trad hij in correspondentie. Van zijn hand verschenen een paar kleine geschriftjes: De Vrijstad, een gesprek tusschen een geleerd rabbijn en een boetvaardigen kranke; Hoofdpunten van den godsdienst; Het verbond der beloften. Aangezien hij het Nederlandsch niet voldoende beheerschte, liet hij zijn in het Engelsch geschreven publicaties altijd eerst vertalen, waarschijnlijk door J.F. Kuyper, die later de vader zou worden van Dr. A. Kuyper. Thelwall bezorgde hem een studiebeurs om in de theologie te studeeren.
Zoo werd J.F. Kuyper onder zijn leiding predikant. De vreeselijke overstrooming van 1825 gaf hem het geschrift in de pen: Keert u tot Hem die slaat, Christelijke opwekking aan de Nederlanders, verschenen ten voordeele der noodlijdenden bij P. den Hengst en Zoon te Amsterdam. Dit woord van boete ontketende een stroom van anonieme tegenschriften, maar Bilderdijk, Ds. Abresch te IJselstein, Ds. J.J. le Roy te Oude Tonge verdedigden hem. Mede tengevolge van meeningsverschil in het Tractaatgenootschap en om gezondheidsredenen keerde hij in 1826 naar Engeland terug, waar hij secretaris werd van het Bijbelgenootschap en achtereenvolgens in verschillende gemeenten als predikant stond, totdat hem in 1850 aan het Kings College te Londen een leerstoel in de kanselwelsprekendheid werd aangeboden. In het Engelsch verschenen van hem nog vele geschriften. Een leerrede over Jes. 1:8 Oordeel en Barmhartigheid, door hem in 1833 te Londen bij het heerschen der cholera uitgesproken, werd op zijn verlangen ook in het Nederlandsch uitgegeven, toen deze ziekte ook in ons vaderland woedde. Zijn Christelijke Opwekking uit 1825 werd in 1855 opnieuw herdrukt te Amsterdam. En nog steeds onderhield hij een nauwe betrekking met Nederland. Toen hij in Sept. 1858 met zijn gade nog eens naar Holland overkwam, verraste hij da Costa door het opzeggen van verschillende fragmenten uit de poëzie van Bilderdijk. Zijn dood is herdacht in De Heraut van 29 Jan. 1864. J.C. Rullmann gaf een eeuw na het verschijnen zijn Keert u tot Hem die slaat opnieuw uit, voorzien van een historische inleiding (Amst. 1925).
Tegenschriften zijn: Ernstige Toespraak van een lidmaat der Herv. Gemeente te Amsterdam, aan A.S. Thelwall, over het ongepaste, ontijdige, onregtzinnige, onware en onchristelijke van zijne z.g.n. Christelijke Opwekking aan de Nederlanders, en bijzonder over zijne ongegronde beschuldiging van de Herv. predikanten (Amst. 1825), 2de en 3de druk; Hartelijk Woordje van een lidmaat der Herv. Gemeente te Amsterdam enz. (Amst. 1825); Wij kennen ten deele. Bijdrage tot wederlegging der z.g.n. Chr. Opwekking (Amst. 1825); God is Liefde, een woord uit het hart enz. (Gron. 1825); N. Swarth, Leerrede over het ongepaste der bepaling van Gods oogmerken, wanneer Hij een volk met rampen bezoekt enz.; R.v. Mourik, Zijt eensgezind, leeft in vrede (Amst. 1825).
Verdedigingsgeschriften zijn: Omikron, Wat mag toch dit zijn? enz. (Utr. 1825): J. le Febure, De waarheid getoetst of ernstig onderzoek der waarheid (Leid. 1825); J.J. le Roy, Is dan de Chr. Opwekking aan de Nederlanders enz. niet waardig te behartigen (Sommelsdijk 1825); Wed. J. Drabbe, Welmeenende Toespraak, ter beantwoording aan