van den regeeringsvorm van Maastricht en zijn ressort, meer bijzonder gedurende het tijdvak 1632-1794. Deze dissertatie, welker onderwerp gekozen was uit de geschiedenis zijner geboortestad, waaraan Suringar zijn liefde had verpand, droeg hij, behalve aan zijn ouders, op aan zijn ‘oudsten oom en vaderlijken vriend’, den em. prof. med. G.C.B. Suringar (dl. III, kol. 1213). Van 1873 -85 was hij leeraar in de oude talen aan het gymnasium te Maastricht, van 1885-97 aan ‘het gymnasium van Amsterdam’ (het tegenwoordige Barlaeus-gymnasium). Ziekte dwong hem met ingang van den cursus 1897-98 eervol ontslag te vragen; kort daarop, 8 Maart 1898, is hij te Leiden, waar hij zich metterwoon had gevestigd, overleden. In Maastricht was hij van 1873-83 diaken, van 1876-85 ook kerkvoogd der Ned. Herv. Gem., hetgeen den theologischen kant van zijn wezen openbaarde. In Maastricht verscheen ook in 1875 de door Mr. G.D. Franquinet en hem samengestelde Gids van Maastricht, geschiedenis, merkwaardigheden en omstreken (in 1884 herzien door J. Habets). Hij verzamelde betreffende de kerkelijke en profane geschiedenis zijner vaderstad vele boeken en gegevens, die zijn weduwe - nadat zij zijn andere boeken reeds kort na zijn dood aan de universiteitsbibliotheek te Amsterdam had geschonken - in 1934 aan de Ned. Herv. Gem. te Maastricht heeft aangeboden en die thans in de kerkeraadskamer der St. Janskerk als ‘Archief van Dr. L.J. Suringar’ worden bewaard. In Maastricht bestaat thans het voornemen een der nieuwe straten naar hem te noemen. Ook vervaardigde Suringar voor de Levensberichten van de Mij. der Ned. lett. (1896) het levensbericht van een zijner andere ooms, den oud-rector van het leidsche gymnasium, W.H.D. Suringar (dl. III, kol. 1217), waarvan hij een overdruk deed verschijnen,
voorzien van uitvoerige aanteekeningen (p. 48-82), mede over allerlei andere leden zijner familie, die in de wetenschap hebben uitgeblonken. Gehuwd was hij met Johanna Petronella Elisabeth Muntendam, een verre verwante van hem (geb. 17 Juli 1857), die hem jaren overleefde (gest. te Leiden 7 Dec. 1934). Zijn portret komt voor in het Gedenkboek der Ned. Herv. Gem. te Maastricht 1632-1932 (Maastricht 1932), tegenover p. 224.
Zie: o.a. Het Nederlandsch Patriciaat XVII (1927), 331; (Dr. W. Bax), Archief dr. L.J. Suringar in N. Rott. Crt. 20 Oct. 1934, Avbl. B; verder eenige persoonlijke herinneringen.
Boas