[Strijen, Jacobus van]
STRIJEN (Jacobus van), geb. te Goes 15 Jan. 1662, overl. te Rotterdam 21 Maart 1727. Hij werd predikant te Krabbendijke in 1686, te Kapelle in 1688, te Oostzaan 14 Juni 1693, te Middelburg 16 Jan. 1695, te Rotterdam 8 Maart 1699; emeritus in Juli 1723. Jacobus Fruytier (zie dl. VI, kol. 525 v. en de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. v. Protest. Godgel. in Ned. III, 143) schreef na zijn dood: Simeons lofzang, of predikaatsie over 't afsterven van ds. Jacobus van Strijen (Rott. 1727). Van Strijen vertaalde van John Owen een geschrift als: Genade en plicht om geestelijk gezond te zijn (Rott. 1728), voor den druk na zijn dood gereed gemaakt door Ds. Marinus Hoog (zoon van Thomas Hoog, predikant van de engelsche kerk te Delft en zoon van Thomas Hoog uit Schotland, en Johanna van Strijen), geb. te Delft 8 April 1690, predikant te Schore in 1712, te Herkingen in 1714, te Molenaarsgraaf in 1716, te Papendrecht in 1724, te Spijkenisse in 1730, te Schoonhoven in 1738; emeritus in 1762, overl. 21 Jan. 1766 (vgl. dl. I, kol. 1150).
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 400; Kerkelijk Handboek (1907) Bijl., 124, 137, 149, 153, 157, 160; (1908) Bijl., 136; (1909) Bijl., 134-136, 139, 147; Veeris en de Paauw, Vernieuwt kerkelijk alphabet (Enkh. 1750), 198 v.; R. Arrenberg, Naamregister v. Nederduitsche boeken tot 1787, 180; Noordbeek en Mourik, Naamrol der godgel. schrijvers, vierde druk (Amst. [1752]), register.
Knipscheer