Hij is de schrijver van verscheidene letterkundige werken, meest gedichten, als: Aandoeningen en gedachten (Nijm. 1852); Zangen en liederen. Poëzy der liefde (Nijm. 1852); Manfred, een dram. gedicht naar Lord Byron (Amst. 1857). In het Jaarb. der Kon. Milit. Acad. (1861) eenige gedichten, als: Zegelied van Roncevaux; Zangers droefheid en verrukking; Davids klaagzang voor de gesneuvelden van Gilboa. Voorts afz. Jongelingsdroomen; Een bundel Westfaalsche volksliederen. Hij schreef bijdragen in den Militaire Spectator en bewerkte het levensbericht van zijn vriend Mr. S.J.E. Rau in de Handel. Maatsch. d. Ned. Letterkunde (1888).
Hij huwde te Kleef 1855 met Christina Wilhelmina v.d. Boogaart, geb. ald. 22 Nov. 1832, overl. te 's Gravenhage 21 Dec. 1896, dochter van Bartholomeus en van Anna Catharina Cool. Uit dit huwelijk sproot Anna Christina, hiervóór, Frieda Arendina, achtereenvolgens gehuwd met de letterkundigen Hendr. Wolfg. van der Mey en Hendrik Zegers de Beyl; Dr. Sebald Rudolf, de amsterdamsche hoogleeraar in de sociale geographie en volkenkunde, en Ir. Theodoor Lodewijk Wilhelm, oud-secr. der directie van de Ned. Zuid-Afr. Spoorweg Mij., te Pretoria.
Regt