Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 10

[Smit, Johannes]

SMIT (Johannes), geb. te Nijmegen in 1630, overl. te Amsterdam 23 Mei 1710. Hij werd in Nov. 1660 beroepen als predikant te Herveld, aldaar opvolger van David Heijster (zie dl. VIII, kol. 770), en kwam in Febr. 1667 te Nijmegen, in Jan. 1681 te Alkmaar, 30 April 1684 te Amsterdam. De zoon van den bekenden Johannes Smetius (zie over deze beiden dl. V, kol. 756 v.) stond ruim een jaar, van 1679 tot het begin van 1681, tegelijk met hem als predikant te Nijmegen; vandaar menigmaal verwarring door de overeenkomst hunner namen (zie hierover: Arch. voor kerkel. gesch. IV, 1833, 123, aant. 7 en 138v., aant.

[p. 940]

32, en Ned. arch. voor kerkel. gesch. IV, 1844, 9).

Hij schreef: Verklaring over het boek Esther en over Rom. 15 in Verscheide leerredenen (Amst. 1739); Over den eersten psalm; Over de Prediker van Salomon, twee deelen (1669; herdr. 1743?); Uytlegging van de 12 artykelen des geloofs (Amst. 1661), waarin mede een menigte teksten worden verklaard door (Noordbeek en Mourik t.a.p. aangewezen); Nederlands blijde en gezegende Pinxterdag (Jes. 59:19; 66:19) (Amst. 1706); Ervarenheit in het verstand der tijden, hedendagsche predikatie over 1 Kron. 12:32 (Amst. 1708); Der Christenen jubeljaar, verkondigd door den apostel Petrus Actor. 3:19-21, waar uyt het woord der bekeeringe.... schriftmatig verklaard en toegepast.... tot ontsluiting en inleiding dezes jaars 1700 (Amst. 1700); De stammen Israels en hare synagogen gelouterd.... schriftmatige uytbreiding van.... den brief van Jacobus. Mitsgaders de geestelijke lente.... onder de heidenen, vertoond uit Hooglied 2:10-13 (Amst. 1698); De uitmuntende levenswijze en predikdienst van G. Whitefeld (vgl. Herzog's Realencyklopädie); Christi voorbereyding tot syn eigen dood (Job 32:17); Nederlands blijde en gezegende veldtocht des jaars 1706 (Ps. 138:7, 8) (Amst. 1706).

Zijn portret is gegraveerd door D. Dankerts en J. Gole.

Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 371; Kerkelijk Handboek (1903), Bijl., 134, 145; (1908), 99, 101; Bibliotheca theologica et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans, 1900), 797 (no. 834); P. Rabus, Boekzaal van Europa (vergel. dl. IX, kol. 831-833) (1698a), 230, (1700a); Kobus en de Rivecourt, Biogr. handwoordenboek II (Zutph. 1870), 899; Veeris en de Paauw, Vernieuwt kerkelijk alphabeth (Enkh. 1750), 189; Noordbeek en Mourik, Naamrol der godgel. schrijvers, 4e dr. (Amst. [1752]), 112, 124, 135, 140, 168, 186, 200, 207, 230, 233, 308, 313-315, 319 v., 328 v., 332, 334, 355-357, 369, 372 v., 378 v., 382, 384 v., 390, 392, 401, 406, 418, 426, 441, 457, 462, 467, 478, 484, 494, 497, 501, 513, 523; E.A. van Beresteijn, Repertorium van gedrukte genealogieën.... (Haarl. 1933), 185; H. Croese, Kerkelijk register der predikanten... te Amsterdam tot1792 (Amst. 1792), 120; R. Arrenberg, Naamregister van nederduitsche boeken tot 1787, 479.

Knipscheer