Walcheren beroepen en na diens dood er aangesteld als predikant. In 1728 verwisselde hij zijn standplaats met Boxum, waar hij tot zijn dood werkzaam was. Van hem verscheen een apologetisch geschrift, getiteld De kerk verdedigt tegens hoon en laster van eenen Gerben Fenema, waarbij gevoegt zijn aanmerkingen van Heidanus en Vitringa (Leeuw. 1731). Deze Fenema, eerste oefenaar te Leeuwarden, schreef boekjes tegen den kinderdoop en toonde o.a. in zijn Twist des Heeren met de inwoonderen des lands weinig eerbied te hebben voor de predikanten, en het inwendig licht te stellen boven de kerkelijke leer en verkondiging. Later stond v.d. Sloot minder scherp tegenover het konventiekelwezen en de oefenaars, ja, hij steunde het openlijk. Hij liet in de pastorie te Boxum den mennisten prediker Beets en in de kerk den stoelwinder Bernardus en zekeren Sanne optreden. Het beviel echter zoo slecht, dat hij, toen de classis hem wegens overtreding van de kerkelijke reglementen berispte, moest erkennen, dat hij ‘aan dat slag van luyden te veel had toegegeven’. Een bewijs dat hij zich weinig om de kerkelijke voorschriften bekommerde, was wel het feit, dat hij Ds. Nicolaas Gaastma Klundert voor het predikambt opleidde buiten de academie om, zoodat de curatoren der franeker hoogeschool zich met het geval bemoeiden. Hij stond bekend als een geleerd man, en gaf nog in het licht: Rouwklaage over het smertelijk doch zalig afsterven van den heer Everhardus Wielinga, gedeputeerde staat van Friesland (Leeuw. 1733); Gedichten (Leeuw. 1750). Een nederlandsch vers van hem vindt men in: Jes. Hillenius, De mensch beschouwt in de staat der elende, der genade en der heerlikheit (Leeuw. 1752), dl. 2.
Zie: T.A. Romein, Naamlijst der predikanten in Friesland (Leeuw. 1886), 182, 541; S. Cuperus, Kerkelijk leven der Hervormden in Friesland tijdens de Republiek (Leeuw. 1916) I, 71, 82; It, 166-168; E.J. Diest Lorgion, De Nederduitsche Herv. kerk in Friesland (Groningen 1848), 224-227.
Wumkes