[Slingelandt, Cornelis van]
SLINGELANDT (Cornelis van), geb. volgens Houbraken te Dordrecht, maar waarschijnlijker te 's Gravenhage, was de zoon van Hendrick van Slingelandt. Houbraken zegt in zijn Schouwburg van hem: ‘Cornelis van Slinge(r)lant, anders Zeehaen, mede een Dortenaer. Hij kreeg deze(n) Bentnaem uithoofde dat hij tweemaal de reis naar Rome over zee gedaan had.’ Dat hij te Rome geweest is, blijkt uit zijn lidmaatschap van de Confrerie der Romeinen, Romeinheeren of St. Pietersheeren in 1669. ‘Hij was schilder en tevens kok, en woonde te Dordrecht bij de Groothoofdspoort over 't Ossenhoofd, daar hij ook gestorven is.’ Het Ossenhoofd, waarvan Houbraken spreekt, vormde in den aanvang der 18de eeuw met het huis den Horen en het voormalige West-Indische huis, de suikerraffinaderij van Frederik Wilkens, die de panden verving door het nog bestaande heerenhuis Wijnstraat 45. Dat van Slingelandt kok was, wordt bevestigd door twee aanteekeningen in het Register der dooden: ‘11 Aug. 1666, een kind onder den arm van Cornelis van Slingelant, kock, omtrent de Pauw’ (een herberg), en: ‘23 Sept. 1672, een kint van Adriaen (lees Cornelis) van Slingelant kock over het West-Indisch huis’. Hij was 12 Mei 1658 te 's Gravenhage gehuwd met Maria de Laet Jansdr. en woonde sedert 1664 te Dordrecht, waar zes kinderen geboren werden: Dingena 27 Febr. 1664, Hendrick 25 Juni 1666, begr. 11 Aug. 1666, Maria 30 Dec. 1667, Hendrick 8 Nov. 1669, Willemina 3 Dec. 1670, begr. 23 Sept. 1672, Wilhelmina 19 Dec. 1672. Daarna wordt hij nergens meer vermeld. G.H. Veth meende in Oud-Holland, dat hij 16 April 1686 overleden zou zijn, maar deze Cornelis van Slingelandt, wonende met zijn zuster in het Steegoversloot, was
ongehuwd. Veeleer is aan te nemen, dat hij de Cornelis van Slingelandt was, die 20 Febr. 1676 met zijn vrouw naar Grave vertrok; althans deze woonde bij het Groothoofd. Als dus waar is, wat Houbraken zegt: ‘daer hij ook gestorven is’, dan moet hij na 1676 weer naar Dordrecht teruggekeerd zijn, en aldaar vóór April 1683 gestorven.
Schilderijen van zijn hand zijn mij niet bekend.
van Dalen