Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 10

[Schregardus, Henricus]

SCHREGARDUS (Henricus), geb. te Franeker in 1636, overl. 6 Juni 1702, liet zich 10 Mei 1659 als ministerii cand. aan de hoogeschool te Leiden inschrijven. Hij promoveerde ook in de medicijnen en werd in 1663 predikant te Rinsumageest c.a. Daar was hij werkzaam tot 1683. Vervolgens diende hij de gemeente te Dokkum tot aan zijn dood. Volgens besluit van Gedeputeerde staten (17 Juli 1687) werd hem, ingevolge zijn diploma, toegestaan als medicus te ageeren ter tijd en zoolang als hij daardoor niet verhinderd werd in zijn bediening. De synode had hem n.l. de praktijk verboden, maar de classis van 6 Sept. 1686 had het toegestaan tegen het verzoek van Dr. Fontein. Van hem is bekend een latijnsch vers in Lijckzuchten over het godtsaligh versterven enz. van Maria Corvinius, eeyade van Ludovicus Parent, professor in de Fransche taal te Franeker, ontslapen 6 Sept. 1652, en een nederlandsch vers in de Disputatio ad theses ex variis philosophiae partibus depromtas en Disputatio de lumbricis, van Johannes Greydanus, later hoogleeraar te Franeker

[p. 896]

(Fran. 1654), dat later is opgenomen in een bundel Plausus Conterraneus, die verscheen bij Idzardus Alberti te Franeker.

Hij ligt begraven in de kerk te Rinsumageest. Zijn zoon Wouter S. was van 1705-49 predikant te Hiaure en Bornwerd; diens zoon Petrus S. bediende de gemeenten Bergschenhoek (1727-35) en Naarden (1735-45).

Zie: T.A. Romein, Naamlijst der Predikanten van Friesland (Leeuw. 1886), 453, 465, 541; E.J. Diest Lorgion, De Nederd. Herv. Kerk in Friesland (Gron. 1848), 180; S. Cuperus, Kerkelijk leven der Hervormden in Friesland (Leeuw. 1916), 164; mijn Paden fen Fryslân (Boalsert 1932), 318; mijn Stads- en Dorpskroniek van Friesland (Leeuw. 1930) I, 36.

Wumkes