[Ronner-Knip, Henriëtte]
RONNER-KNIP (Henriëtte), schilderes, geboren 31 Mei 1821 te Amsterdam en overleden te Brussel 2 Maart 1909. Zij was een leerlinge van haar vader J.A. Knip, die zich echter slechts kort met haar opleiding kon bezig houden, daar hij reeds op 50-jarigen leeftijd blind werd. Zij stamt uit een schildersfamilie. Zoowel haar grootvader, als een oom en een tante zijn schilders geweest. Haar vader had dierenstukken en landschappen geschilderd. Op haar 11e jaar krijgt zij een schildersezel en van dezen tijd af moet zij iederen dag in het atelier van haar vader werken. Zij is bijzonder ijverig en als autodidact weet zij het ver te brengen. Zij schildert aanvankelijk alle genres. Toen zij 15 jaar was verkocht zij reeds een stukje, dat op een tentoonstelling te Dusseldorp hing. Zij heeft zeer hard gewerkt om in haar onderhoud te voorzien en haar familie te steunen. Haar werk werd hoofdzakelijk in Duitschland en Nederland verkocht. In 1850 is zij gehuwd met Teico Ronner, met wien zij voor herstel van gezondheid naar Zwitserland vertrok. Een kort oponthoud te Brussel heeft hen echter van plan doen veranderen. Zij hebben zich voorgoed te Brussel gevestigd. De eerste jaren waren zeer moeilijk en met haar ziekelijken man en 3 kinderen leefde zij hoofdzakelijk van wat haar schilderijen opbrachten. Dit werd betrekkelijk spoedig gunstiger, doordat men haar werk zeer op prijs stelde. In de eerste periode schilderde zij vooral dieren, landschappen en stillevens. In Brussel zijn het de trekhonden van de melkboeren, die zoozeer in den smaak vielen, dat de kunstkoopers geen ander werk van haar wilden nemen. 15 jaar lang heeft zij honden geschilderd. Van de koningin van België en de gravin van Vlaanderen kreeg zij opdracht haar schoothondjes te schilderen. In haar laatste periode heeft zij katten in al hun doen en laten uitgebeeld. Typisch is het, dat deze altijd in een vrij luxueuze omgeving zijn neergezet. Haar
werk is herhaaldelijk
bekroond.
Zie: A. von Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon I (1906), 299; U. Thieme und F. Becker, Allgem. Lexikon der bildenden Künstler XXVIII (1934); Max Rooses, Het Schildersboek (1898); G.H. Marius, De Holl. schilderkunst in de 19e eeuw (1920), 224; A. Plasschaert, Korte geschiedenis der Holl. schilderkunst (1923); Johan Gram, H. Ronner en haar kunst (1891).
van Guldener