(op muzijk met den catechismus) (Enkh. 1685). Anders dan Christoffel Pierson (zie dl. III, kol. 974 v.) in zijn De versnaarde konings-harp, die naar den tekst of ‘naasten zin’ de verzen had verkort en hierin een grond van aanbeveling voor zijn werk had meenen te vinden, wilde Roldanus liever het getal van verzen of regels vermeerderen, dan dat hij in een volgend vers iets zou brengen, dat in het vorige behoorde, of dat hij een psalm met een half vers zou eindigen. Toen Hendrik Ghijsen (zie. dl. VIII, kol. 603 v.) als ‘de bij, die den honig uit vele bloemen en kruiden vergaderde’ zijn Honigraet in 1686 uitgaf, en uit 17 berijmde psalmboeken een bloemlezing had samengesteld, heeft hij ook uit het werk van Roldanus gekozen. Hij huwde te Kampen met Sara Plancius (ald. gedoopt 10 Juli 1625, overl. 9 Nov. 1704).
Zijn portret werd geteekend en gegraveerd door J. Verkolje.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 204, 683; Kerkelijk Handboek (1908), Bijl., 112; (1912), Bijl., 151; J. van Iperen (zie dl. IV, kol. 799 v.), Kerkel. historie van het psalmgezang I (Amst. 1777), 195; R. Bennink Janssonius, Gesch. van het kerkgezang bij de Herv. in Ned. (2e dr. Amst. 1863), 148, 153; Veeris en de Paauw, Vernieuwt kerkel. Alphabeth (Enkh. 1750), 171; F. Muller, Beschr. catalogus van 7000 portretten (Amst. 1853); Nederl. Patriciaat (1914), 345.
Knipscheer