volgde eerst 7 Aug. 1573. De dijk tusschen Dijkshoek en Makkum, over welken de geschillen liepen, werd in tweeën verdeeld en het onderhoud opgedragen aan twee colleges, onduidelijk Binnenen Buitendijks genoemd. De grens lag even bezuiden Harlingen. In 1575 vereerden de dijksbesturen Robles ƒ 1400 en besloten, dat op de genoemde grens een gedenkteeken te zijner eer opgericht zou worden; deze zoogenaamde ‘Steenen man’ met twee hoofden, naar het noorden en het zuiden ziende, is nog aanwezig.
In een gevecht bij Staveren in Mei 1572 versloeg hij 6000 man, die in dienst van den Prins aldaar geland waren. Het gevolg was, dat Bolsward, Sneek en Franeker, die zich reeds voor den Prins verklaard hadden, voor Spanje werden herwonnen.
In Jan. 1573 ontbood Alva hem naar het beleg van Haarlem, hij werd daar in Mei gewond en keerde eerst in Aug. naar Leeuwarden terug. Hij veroverde op de Zuiderzee in hetzelfde jaar 7 uit de Noordzee komende schepen, geladen met rogge.
In Nov. 1573 werd hij eindelijk tot stadhouder en kapitein-generaal van Friesland, Groningen en Drente benoemd.
Waarschijnlijk in 1571 werd op zijn initiatief begonnen met het graven van het naar hem Kolonelsdiep genoemde kanaal van het Bergumermeer naar de Louwers. Dit is, ook onder zijn bestuur, voortgezet naar de nabijheid van Zuidhorn. Het kanaal kwam in 1575 gereed en is in 1654 verlengd tot Groningen.
Toen, als gevolg van de pacificatie van Gent, de Friezen en Groningers zich bij den Prins aansloten, werden Robles, zijn zoon, zijn kleinzoon en eenige kapiteins door muitend spaansch krijgsvolk op het Blokhuis te Leeuwarden gevangen gezet. Eerst in Mrt. 1577 werd hij, nu in de macht der Staten, op bevel van den Raad van State, geslaakt en naar Brabant gebracht. Hij vervoegde zich nu met Mondragon (dl. II, kol. 937) bij Jan van Oostenrijk op het kasteel te Namen en daarna op dat te Luxemburg.
In 1578 commandeerde hij in den slag bij Gembloux een afdeeling ruiterij. Na de overgave van Leuven werd hij met een zending naar Spanje belast, werd na zijn terugkomst gouverneur van het kasteel te Limburg en diende in 1584 onder Parma bij het beleg van Antwerpen, waar hij omkwam bij de uitbarsting tot vernieling van de brug over de Schelde. Hij werd tegen een paal verpletterd.
Zie: W. Eekhoff, Het leven en de verdiensten van Caspar van Robles in Vrije Fries IX (1862), 24 en vlgg.
Ramaer