sium en werd in 1870 benoemd tot secretaris der gemeente Groningen. In 1873 verwisselde hij dit ambt met dat van agent der Nederl. Bank aldaar. In 1874 lid van den Raad van zijn geboorteplaats. In 1891 benoemd tot hoogleeraar in de staathuishoudkunde aan de groningsche universiteit, aanvaardde hij dit ambt met een rede over: De Economie en de feiten. Behalve verschillende boekaankondigingen en artikelen in De Economist, tot welks redactie hij behoorde, en ook in andere tijdschriften, zijn van zijn hand verschenen de volgende opstellen: Nieuwe kiesstelsels; Eerbiediging van den privaateigendom in den oorlog ter zee; Is de rechter bevoegd de grondwettigheid der wet te beoordeelen?; De Reform Bills van 1866 en 1867; De financiëele rechtsbetrekking tusschen den Staat en de Kerkgenootschappen; Wijzigingen van Onze Kieswet; Eene milliardenstudie; Wisselkoersen, e.a. In het in 1898 uitgegeven Gedenkboek: Een halve eeuw schreef prof. Reiger het zeer merkwaardige hoofdstuk over de geschiedenis der financiën in dat 50-jarig tijdvak.
Hij was geëerd niet alleen om zijn bekwaamheid en helderheid van voordracht, maar ook om zijn eenvoudig en rechtvaardig karakter.
Hij huwde te Paterswolde 17 Juni 1873 met Catharina Hester Hooft van Iddekinge, geb. te Maastricht in 1845, overl. te Groningen 27 Nov. 1914, dochter van Joan Henric H.v.I. en jkvr. Bernhardine Ernestine Harmanna Polman Gruys.
Zie: Jaarb. Univ. Groningen (1909-10), 68; N. Rott. Crt., 10 Juli 1910; Nederl. Patriciaat IV, 190.
Regt