[Reeder, Lucas]
REEDER (Lucas), geb. te Leiden in 1728, overl. te Kuilenburg 12 Jan. 1779, juist toen hij een beroep naar Amsterdam had aangenomen. J.D. Deiman (zie dl. VI, kol. 378 v.) hield een lijkrede op hem: De noodige bescheidenheid in het oordeelen over afgestorven personen (Utr. 1779). Over hem verscheen ook: Korte levensloop en egt karakter van L. Reeder (Utr. 1781). Hij werd luthersch-predikant te Hoorn 18 Febr. 1753, te Kuilenburg 5 Maart 1758. Hij schreef: Leerrede op den algemeenen dank-, vast- en bededag over Spr. 14:34 (Hoorn [1754]); Verhandeling over het bewijs voor het bestaan van God, uit deszelfs denkbeeld van voren afgeleid.
Zijn portret is gegraveerd door R. Vinkeles.
Zie: J. Loosjes, Naamlijst van predikanten enz. der Luth. Kerk in Ned. ('s Gravenh. 1925), 59, 258; dez., Gesch. der Luth. Kerk in de Ned. ('s Gravenh. 1921), 189 v., 198; F.J. Domela Nieuwenhuis, Gesch. der Amst. luth. gemeente (Amst. 1856), 167, Bijl., 123; Bibl. theol. et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans, 1900), blz. 793, no. 733, 734.
Knipscheer