[Reddingius, Jodocus Henricus (1)]
REDDINGIUS (Jodocus Henricus) (1), geb. te Waardenburg 1809, overleden te Franeker 24 Oct. 1857, zoon van Gerhard Benthem R. (1), die volgt, liet zich 14 Juli 1825 inschrijven als student aan de hoogeschool te Groningen, trad als predikant in dienst op 14 Maart 1830 te Roden en werd 4 Dec. 1833 aan de groninger universiteit tot theol. dr. bevorderd, na het verdedigen van een Disputatio de authentia capitis ultimi Evangelii Johannis. Hij vertrok naar Hoogeveen 16 Maart 1834, waar hij werkzaam was tot 31 Maart 1839. Zijn laatste standplaats 1839-57 was Franeker. Hij gaf in het licht: Het christelijk geloof van Schleiermacher (Gron. 1836); Leiddraad voor armbesturen (Gron. 2e dr. 1841); Herinneringen van de eerste verkondiging van Christus in Nederland (Gron. 1840); De verplichting der diakenen bij de gemeenten der Ned. Herv. Kerk (Leeuw. 1847); De oorsprong, geschiedenis en aard van het regt van verkiezing van predikanten door floreenplichtigen (Sneek 1849); Het belang der kerk voor Evang. Christenen zielkundig aangewezen. Naar het Hoogd. (Gron. 1841); Gedachten over de benoeming van predikanten door floreenplichtigen (Franeker 1851); Beknopte handleiding bij het kort begrip der Chr. religie (Dokkum 2e dr. 1851); Geschiedenis van het Diaconessenhuis der Herv. Gem. te Franeker (Fran. 1855).
Na den dood van zijn vader gaf hij uit diens Herinnering der opleiding tot de Evangeliedienst en der ondervinding in de bijna vijftigjarige waarneming daarvan (Gron. 1844).
Zie: T.A. Romein, De Herv. Predikanten van Drenthe (Gron. 1861), 100, 192; dez., De Herv. Predikanten van Friesland (Leeuw. 1886), 236.
Wumkes