op 3 Apr. 1860 gekozen, maar reeds 12 Juni d.a.v. werd hij, doordat de anti-revolutionairen zich met de combinatie liberaal-roomsch vereenigden, niet herkozen.
Waarschijnlijk omdat het langzamerhand bekend werd, dat hij eerder vooruitstrevend dan conservatief was, is hij niet meer door de conservatieven, en omdat hij te onafhankelijk was, is hij niet door de liberalen candidaat gesteld.
Intusschen heeft hij zich steeds blijven inlaten met al hetgeen hij zoowel in Nederland als in Indië in het algemeen belang achtte.
Hij werd bestuurslid van de in 1859 opgerichte Maatschappij voor het aanmaken van spoorwegmaterieel, waaruit zich de Maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen ontwikkeld heeft. Hij werd daarvan, toen aan haar op 11 Aug. 1863 concessie voor de exploitatie der staatsspoorwegen in geheel Nederland was verleend, een der vijf directeuren, maar trok zich reeds in 1865 met het oog op zijn bemoeiing met den beneden te vermelden nederl.-ind. spoorweg terug.
Hij ontwierp met jhr. J.C. Reynst en A. Fraser een spoorwegnet voor geheel Java, maar in 1861 is het hun niet gelukt concessie daarvoor te krijgen. Wel verkreeg Poolman in 1863 concessie voor den aanleg van den spoorweg Semarang-Vorstenlanden en in hetzelfde jaar droeg hij die over aan een vennootschap, die door hem werd opgericht.
Hij werd voorzitter van het bestuur der Indische stoomvaartmaatschappij, een engelsche maatschappij, die later door een nederlandsche vervangen is.
Ook organiseerde hij de Nederlandsch-Indische Handelsbank te Amsterdam, vooral om aan de Handelmaatschappij het monopolie, dat zij in Indië had, te ontnemen. Hij bleef daarvan commissaris tot zijn overlijden.
Eindelijk was hij de oprichter van de Nederlandsch-Indische spoorwegmaatschappij. Hij verkreeg daarvoor concessie, maar stond alle voordeelen, aan de concessie verbonden, bij de negociatie der aandeelen aan de houders daarvan af. Hij heeft verscheidene jaren, dat het deze maatschappij zeer slecht ging, medegemaakt en heeft een oogenblik, toen toegezegde regeeringshulp uitbleef, om zoo te zeggen den laatsten gulden van zijn privaat vermogen verbonden tot uitbetaling van den laatsten wissel. Toen kwam die hulp nog juist bijtijds en Poolman heeft den opbloei der maatschappij nog mogen beleven.
Mr. H.P.G. Quack, Herinneringen, 2e druk, (Amst. 1913), zegt blz. 137 van hem: ‘Hij was een echte ‘go-ahead-man’, geheel bijzonder en oorspronkelijk in zijn doen en laten. Zoon van zijn eigen werken, slim, doortastend en altijd eenigszins avontuurlijk, bijna driest, had hij een ‘flair’ voor zaken zooals geen ander in die dagen. Was hij het niet, toen ten tijde president der Factorij te Batavia, die de Handelmaatschappij wees op het gebruik, dat deze instelling voor wisselen banktransacties van Singapore kon maken: die dus aandrong op het vestigen van een kantoor aldaar, welke vestiging voor de Handelmaatschappij in de toekomst zeer belangrijke voordeelen zou opleveren?’
Ramaer