Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 10
(1937)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 696]
| |
emeritus 1761. In den avondmaalstwist tusschen Johannes Conradus Appelius (zie dl. VII, kol. 15 v.) en Hillebrandus Janssonius (zie dl. IX, kol. 452 v. en de Bie en Loosjes, t.a.p.) schreef Ottinga, reeds emeritus, Onzijdige, waarheid-zoekende en vreedelievende overdenkingen behelzende eenige zeedige, letterlijke en practicale aanmerkingen, strekkende om uit het oude herstelde denkbeeld van eene waare zichtbaare kerk de zuivere leer aangaande de sakramenten af te leiden en in een waar daglicht te stellen, twee deelen (Leid. 1771). Janssonius schreef eenige Aanmerkingen op het werk over de sacramenten van ds. Rud. Ottinga achter zijn: Vijftal van leerredenen (Gron. 1771). Toen hierna (1772) van Ottinga een derde deel verscheen van zijn zoo even genoemd werk, voegde hij daaraan toe: een Na-schrift betrekkelijk op de aanmerkingen van den heer Janssonius. Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 40 v., 677; Kerkelijk Handboek (1907), Bijl., 136; (1909), Bijl., 124, 136; R. Arrenberg, Naamregister van nederduitsche boeken tot 1787, 392; Visscher en van Langeraad, Biogr. woordenboek van protest. godgel. in Ned. I, 212 v., en de voortzetting van dit woordenb. door de Bie en Loosjes, IV, 512-516. Knipscheer |
|