eereprijs toegewezen. Aanvankelijk werkt hij samen met Sauvage, die zich toegelegd had op de kunst om met het penseel een bas-reliëf weer te geven. Aan deze manier van werken zijn waarschijnlijk de marmeren balustrades te danken, waarop Georgius zijn bloemen en vruchten etaleert. Hij heeft groot succes. In 1843 exposeert hij in den Haag, waar de koningin 3 bloemstukjes van hem koopt. Hij maakt zeer goede prijzen voor zijn schilderijen. Zijn waterverfteekeningen worden voortreffelijk genoemd. Parijs trekt hem bijzonder aan. Hij verblijft er gewoonlijk 's winters om den zomer te Haarlem door te brengen; doch ten slotte heeft hij zich voorgoed in Parijs gevestigd. Hoe goed hij er zich thuis voelde, blijkt uit een reeks schetsen, die hij al wandelend maakte, hetzij op een visitekaartje, een kalenderblaadje of een ander stukje papier, dat hem in handen kwam. Deze schetsen, die van 1844-59 dateeren, toonen een geheel ander mensch dan wij verwachtten. Hij kan raak allerlei typen weergeven. Hij amuseert zich met straattafereeltjes. Dat men hem den parijschen van Os noemde, vindt hierdoor ook psychologisch zijn rechtvaardiging.
Zijn portret bestaat als prent door A.J. Ehnle en komt ook voor in Immerzeel, II, 284.
Zie: U. Thieme und F. Becker, Allgem. Lexikon der bildenden Künstler XXVI (1932), 68, 69; A. von Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon II (1910), 271; J. Immerzeel Jr., De levens en werken der Holl. en vlaamsche kunstschilders, enz. II (1855), 283-295; G.H. Marius, De Holl. schilderkunst in de negentiende eeuw (1920) 67, 68; M.F. Hennus, G.J.J. van Os in Maandblad voor beeldende kunsten (1927), 100-106.
van Guldener