[Oosterum, Antonius van]
OOST(E)RUM (Antonius [van]), overl. te Dordrecht in Maart 1680. Hij werd predikant te Wateringen in 1658, te Brielle in 1668, te Dordrecht in 1671. David van Hoogstraten (zie dl. VIII, kol. 831-33) prees hem zeer als prediker (‘Oostrum, dat welsprekend hoofd’) in een Gedicht op de bevestiging van.... Salomon van Til (zie Carmina Amst. 1697, 220-222). Het eenige van hem bekende geschrift is: Corte en beknopte catechisatie over den Heydelbergschen catechismus tot onderwijsinge der eenvoudige (Dordr. 1672). Hiervan verscheen in 1686 een vierde druk, vermeerderd ‘met een korte ondersoeckinge en belijdenisse des geloofs’. Herdrukt is het, voor zoo ver bekend, nog in 1692, 1693, 1704, 1708, 1712 en 1718 en te Amsterdam in 1756. Een broeder van hem was Wilhelmus van Oostrum, predikant op 's lands vloot, sedert 1665 te Rijswijk, overl. 1668. Zijn zoon Adrianus van Oostrum was predikant te Groot-Ammers sedert 1682, te Zwijndrecht sedert 1684, daarna te Londen, eindelijk te Amsterdam (Engelsche kerk) sedert 1690, (Ned. kerk) sedert 20 Juli 1692, overl. 10 Jan. 1716. Van dezen bestaat een portret. De zoon en naamgenoot van den laatste was predikant te Diemen sedert 1704, te Amersfoort sedert 1 Juni 1710, overl. 1720. Zij waren ‘van deftigen huize’ (Schotel).
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III 's Hert. 1856), 26; Kerkelijk Handboek (1903), Bijl., 139; (1907), Bijl., 107, 112, 120, 155, 165, 170; 1908), 101, 109; (1910), 151 v.; Bibliotheca theologica et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans, 1900), 790 (no. 676 v.); M. Woudstra, De