[Noordbeek, Elbertus]
NOORDBEEK (Elbertus), geb. te Nordhorn (bij Bentheim) omstr. 1645, overl. te Workum, einde Febr. 1720. Hij was een geestverwant van Johannes Coccejus (zie dl. I, kol. 616-618) en schreef: Beknopte uitlegginge van de profetie Jeremie, waar in de profetiën in hare ordre ontleendet en de spreekwijsen kortelijk geopent worden (Fran. 1701; 2e dr. Amst. 1730), en: Verklaring der prophetie van Malachie, waarin de zin der woorden na de kracht der grondtaele wort geopent, de vervulling der voorzeggingen aangewezen en op het gemoet door gebruiken worden toegepast (Workum 1716). Hij werd in 1673 predikant te Tjalleberd, in Sept. 1684 te Stavoren en in April 1697 te Workum. Hij behoorde tot een geslacht, dat vele predikanten heeft voortgebracht.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland II ('s Hert. 1853), 588; III ('s Hert. 1856), 676; Kerkelijk Handboek (1911), Bijl., 184, 187, 193; T.A. Romein, Naamlijst der predikanten.... in Friesland (Leeuw. 1886), 30, 87, 116, 118, 152, 168, 221, 225, 307, 316, 317, 348, 390 v., 405, 410-412, 442, 530, 603, 610, 655, 668; Bibliotheca theologica et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans, 1900), 789 (no. 658 v.); Noordbeek en Mourik, Naamrol der godgel. schrijvers, 4e dr. (Amst. z.j. [1752]), 233, 277; R. Arrenberg, Naamregister van Nederl. boeken tot 1787, 381.
Knipscheer