[Mensinga, Johannes]
MENSINGA (Johannes), geb. in 1635 te Groningen, aldaar overl. 3 Maart 1698, zoon van Menso M. en Lammetta Hoving, bezocht de lat. scholen van zijn geboortestad, liet zich 23 April 1653 ald. inschrijven als student aan de hoogeschool, bezocht de academiën van Franeker, Deventer en Leiden (17 Sept. 1658) en, als gouverneur der zonen van jhr. Johan Sickinga, die van Heidelberg en Straatsburg. In 1663 werd hij benoemd tot hoogleeraar in de welsprekendheid, geschiedenis en Grieksch aan het gymnasium te Duisburg en bekroond met een eeredoctoraat. Vier jaar later zag hij zich aangesteld tot prof. eloquentiae te Groningen, waar hij 16 Sept. 1669 de inwijdingsrede hield. Weldra droegen curatoren hem ook het onderwijs in de geschiedenis op en in 1682-83 bekleedden zij hem met het rectoraat, een eer welke nog niemand, Ravensperger uitgezonderd, had genoten. Hij huwde Elizabeth Geldrop, dochter van Dr. H. Geldrop te Amsterdam, overl. 3 Maart 1698. Van hem verscheen: Elegia de Heidelberga deleta et vastata Palatinatu; Lachrymae Belgarum et Teutonum in mortem principis Guilielmi Frederici (Gron. 1664); Groninga triumphans, sive oratio de Groninga obsessa etc. (Gron. 1673); Ager Groningo-Ommelandicus inundatus et carmine deploratus (Gron. 1686): Ode in organa aedis et Martinianae et Marianae; Ode in dedicationem acad. Fred. Hallae (1694); Ode secularis in Groningam liberatam (Gron. 1694); Elegia in incessum acerbum et luctuosum princ. H. Casemiri pie defuncti 15 Martii 1665; Ode in pacem Rysovicanam; Oratio funeb. in Tobiam Andreae
(Gron. 1676); Oratio funebr. in obitum J. Oiselii (Gron. 1686); Groningen triumphans (Gron. 1673); Lijkreden over H. Mentes; gedicht op den tocht van Willem III naar Engeland.
Zie: A.A. Pagenstecher, Oratio fun. in obitum J.M. Mensingae (Gron. 1698); W.B.S. Boeles, Levens der Gron. hoogleeraren, 45, 46.
Wumkes