[Meese, David]
MEESE (David), geb. 25 Dec. 1723 te Leeuwarden, overl. 23 Aug. 1770, zoon van ouders uit den geringen stand, autodidact, wist zich te vormen tot een bekwaam kruidkundige, wiens verdiensten erkend werden door de benoeming tot hortulanus aan den hortus der franeker hoogeschool (1752). Van hem verscheen: Flora Frisiaca, of lijst der planten, welke in de provincie Friesland in het wilde gevonden worden, waarbij gevoegt is een korte beschrijving van bovengenoemd landschap (Franeker 1760); Plantarum rudimenta etc. (Leov. 1763), hiervan een uitgave te Franeker in het Nederl.; Verhandeling over het nut der kruidkunde in Verh. d. Holl. Maatsch. v. Wetensch. IV (1768); Eenige nasporingen aangaande de huisplanten; Verhandeling over de paalwormen in Verh. v.h. Gen. Floreant lib. artes I (Amst. 1771); Het XIX classe van de Genera plant. v. Linnaeus (Leeuw. 1761). Op de bibliotheek der leidsche hoogeschool vindt men in handschr. Rudimenta plantarum, met fraaie en nauwkeurige teekeningen. Hij schreef een prijsverhandeling over de vraag: Welke zijn de beste en minst kostbare middelen om het afnemen der oevers van het Haarlemmermeer te beletten, uitgeschreven door de Hollandsche maatsch. der Wetenschappen (1767). Tot zijn uitvindingen behoort een zaaimachine.
Zie: N. Mulder, Oratio de meritis D. Meese (Gron. 1822); W.B.S. Boeles, Frieslands hoogeschool (Leeuw. 1878) I, 412; mijn Stads- en Dorpskroniek v. Friesland (Leeuw. 1932) I, 98, 129, 161, 182, 194, 229.
Wumkes