loofd, wil Lootius dit huwelijk niet toestaan; de kleermaker komt 26 Juni 1652 in den kerkeraad zijn beklag doen. Den 2den Mei 1656 houdt L. de inwijdingspredicatie in de voltooide Nieuwe Kerk, welke preek wordt uitgegeven en met een vereering van 200 pond door de ‘Sociëteit van 's Gravenhage’ wordt beloond. Wegens een gebrek aan zijn oogen verzocht L. 5 Juli 1658 dat iemand voor hem het avondmaalsformulier zou lezen. Den 5den Oct. 1668 vraagt hij wegens ouderdom en zwakte gesecundeerd te worden en geëxcuseerd om in den a.s. wintertijd in de vergaderingen van den kerkeraad te compareeren. Drie maanden later overleed hij, een weduwe, Johanna Pels, nalatende, die nog zeker in April 1673 en misschien ook nog in 1677 uit het legaat van de Vrouwe van Lier werd ondersteund. Een zoon, Eleazar, geb. te 's Gravenhage 4 Dec. 1633, werd predikant bij onzen ambassadeur Boreel te Parijs; teruggekeerd werd hij in 1664 predikant te Dongen en overleed aldaar in 1672.
Van E.L., den vader, bestaat een Lijckpredicatie over Prins Hendrick (1647); en: Predicatiën gedaen op het openen van de derde Kercke im 's Gravenhage, den 21 en 22 Mey 1656, met eenen de Bevestiginghe van de E.D. Godefridus Lamotius in 's Gravenhage ('s Grav. 1656).
Zie: Ypey en Dermout, Gesch. N.H.K., II, 430; Glasius, Chr. Kerk na de Herv., II, 9; d' Escury, Holl. Roem, IV, 2, p. 744; Rogge, Uyttenbogaert III, 302; Hartog, Predikkunde, 132; Kanselontluistering, 42; v. Nuyssenburg, Geertruidenberg, 193; Die Haghe (1893), 163.
Regt