[Kersteman, Franciscus Lievens]
KERSTEMAN (Franciscus Lievens), geb. 20 Mrt. 1728 te 's Gravenhage, overl. na 1792, waarschijnlijk in 1793. Hij was de zoon van Francis Lievens en Margaretha Kersteman. Uit hetzelfde huwelijk werd een oudere dochter, Engelina, en een jongere zoon, Petrus, geboren. De naam Kersteman werd door deze kinderen aangenomen op verzoek van hun grootvader van moeders kant, die zelf geen mannelijke nakomelingen had. Nadat de ouders gescheiden waren, werden de drie kinderen door de moeder opgevoed. Van zijn elfde jaar af werd Franciscus door een kinderloozen oom op een fransche kostschool te Voorburg geplaatst. Op zijn 14e jaar werd hij in de leer gedaan op een procureurskantoor te 's Gravenhage. Als 16-jarige knaap maakte hij met zijn mentor Rougemont een reis door de Zuidelijke Nederlanden en Frankrijk en studeerde eenige maanden rechten te Parijs, waar hij met verschillende vooraanstaande personen kennis maakte. In Holland teruggekeerd, was hij gedurende twee jaren juridisch student te Leiden. In 1747 werd hij cadet in het Regiment van Thierry. Na enkele dappere daden werd hij tot vaandrig bevorderd. In 1752 werd hij uit den krijgsdienst ontslagen en studeerde vervolgens wederom rechten, thans te Utrecht. Zonder afgestudeerd te zijn, vestigde Franciscus zich te Rotterdam, waar hij ruim twee jaren rechtskundige praktijk uitoefende. Eind 1759 behaalde hij aan de hoogeschool te Harderwijk den graad van doctor juris. In 1760 ondernam hij zijn tweede reis naar de fransche hoofdstad, keerde korten tijd later naar Rotterdam terug, gaf na eenige maanden zijn praktijk als advocaat op en begon in het voorjaar van 1761 te Zalt-Bommel lessen te geven in geschiedenis, aardrijkskunde en de fransche taal. Het volgende jaar trouwde
hij in dezelfde stad een mej. van der Linden. In Sept. 1764 werd hij aangesteld tot professor honorair en lector juris der stad Heusden. In 1773 werd Kersteman er van beschuldigd, een wisselbrief vervalscht te hebben. Hij ontkende schuld, doch werd 7 Mrt. 1775 veroordeeld tot 30 jaren gevangenschap in het Stads Werkhuis te Rotterdam en vervolgens levenslang verbannen te zijn uit Holland en Westfriesland. Hij kreeg 19 Apr. 1786 gratie, vertrok 23 Apr. uit het Werkhuis en maakte spoedig daarna te Amsterdam kennis met den boekhandelaar-uitgever Elwe, die hem terstond werk gaf. Vele boeken van Kersteman's hand werden door Elwe uitgegeven. Franciscus kreeg echter ruzie met zijn weldoener en de borstkwaal, waaraan hij leed, nam toe, zoodat hij steeds meer in verval geraakte. In het amsterdamsche Werkhuis werd hij, op eigen verzoek, zeven weken verpleegd. Na eenigszins hersteld te zijn, hernieuwde hij zijn vriendschap met Elwe en publiceerde hij wederom eenige werken. Na 1792 hooren wij niets meer van hem; waarschijnlijk is hij in 1793 in armelijke omstandigheden gestorven.
Kersteman heeft, daar hij om den broode schreef, zeer vele boeken in het licht gegeven. Zijn juridische werken genoten een zekere reputatie, aangezien zij populair gesteld waren. Ook thans nog zijn zij van belang voor hen, die van 18e-eeuwsche rechtsgeschiedenis studie maken. Zijn romantische, satirische en historische werken (waarin hij het met de historische waarheid niet te nauw nam) zijn quantitatief en litterair veel belangrijker.